Bart Sanders laat zijn licht schijnen op het nieuwe jeugddelinquentiedecreet en het grote belang van bemiddeling
Met het positief project zet je jongeren in hun kracht om zélf met ideeën tot herstel te komen
Bart Sanders staat al tien jaar aan het hoofd van het Bureau Alternatieve Afhandeling Brugge, de HCA-dienst waar hij en zijn team minderjarige verdachten en daders van jeugddelicten én slachtoffers begeleiden in verschillende hersteltrajecten. Hij laat zijn licht schijnen op het nieuwe jeugddelinquentiedecreet en het grote belang van bemiddeling.
Kunt u eerst even uw persoonlijke traject schetsen?
Bart Sanders: “In 1989 ben ik in Gent begonnen aan de sociale school, optie maatschappelijk werk. En ook een bijkomende specialisatie justitie, omdat ik altijd al met veel interesse en verwondering heb gekeken naar mensen die strafbare feiten plegen. Daarom heb ik nadien ook nog Criminologie gestudeerd. In 1995 studeerde ik af en toen ben ik begonnen in het onthaal-, oriëntatie- en observatiecentrum De Waai in Eeklo, als leefgroepbegeleider. Een harde leerschool: ik stond als enige begeleider, met zéér weinig ervaring, in een zeer wisselende leefgroep. Maar ik ben blij dat ik die wereld heb leren kennen. Na een jaar ben ik daar vertrokken om coördinator te worden van de alternatieve gerechtelijke maatregelen in de stad Oostende. Daar organiseerde ik sociale vaardigheidstrainingen voor minderjarigen en moest ik de gemeenschapsdienst uit de grond stampen. Drie jaar later ben ik dan terechtgekomen in de Brugse HCA-dienst (Herstelgerichte en Constructieve Afhandeling). Eerst tien jaar als slachtoffer-dader-bemiddelaar, nadien als afdelingsdirecteur. Dat ben ik nu alweer tien jaar. Soms spring ik nog wat bij in de praktijk, als een van onze bemiddelaars ziek is bijvoorbeeld. Het is goed om de voeling met de praktijk te behouden, al is het niet altijd eenvoudig om daar de tijd voor te vinden.”
U werkt al een carrière lang met jongeren. Vanwaar die interesse?
Sanders: “Mijn vader werkte in de jeugdhulp, eerst als consulent bij de jeugdrechtbank en later bij het Comité Bijzondere Jeugdzorg. Ik herinner me nog goed dat ik dat als kind een heel spannende job vond. Zo reden we ooit met het gezin langs het huis van een cliënt, waar het raam open stond. Mijn vader vond dat verdacht en is daar toen naar binnen gekropen. Wauw! Maar anderzijds klopt het cliché natuurlijk ook: als je met jongeren werkt, heb je toch meer het gevoel dat je hun leven nog kunt beïnvloeden, dat je veel kunt betekenen.”
“Als een jongere tijdens zijn eerste traject altijd te laat arriveert, maar tijdens het tweede wél op tijd is, ben ik al heel tevreden”
En is dat ook zo, als u terugblikt op die 20 jaar?
Sanders: “Vaak wel. Maar dat zijn niet de ‘grote verhalen’. Ik heb leren focussen op kleine, concrete veranderingen in het denken en gedrag van jongeren. Als die er zijn, mogen we ons gelukkig prijzen. Heel concreet: als een jongere tijdens zijn eerste traject altijd te laat arriveert, maar tijdens het tweede wél op tijd is, ben ik al heel tevreden. Maar we moeten ook realistisch zijn: uit onderzoek en praktijk blijkt dat ongeveer tien procent van de jongeren niet vatbaar is voor begeleiding. Wij kennen intussen de risicofactoren: als een jongere op jonge leeftijd relatief ernstige feiten heeft gepleegd en de gezinssituatie niet optimaal is, gaan er toch alarmbellen af. Dan weten we dat de kans op nieuwe feiten groter is. Maar uiteraard blijven we altijd streven naar kleine, waardevolle veranderingen.”
Kunt u kort uitleggen wat een HCA-dienst precies doet?
Sanders: “Wij zijn bevoegd voor het begeleiden van verdachten of daders van jeugddelicten en hun slachtoffers. Daarvoor hebben we vier ambulante werkvormen: herstelbemiddeling, herstelgericht groepsoverleg, leerprojecten en gemeenschapsdienst. Recent is daar nog een vijfde bijgekomen: het positief project. Binnen elk van deze werkvormen proberen we concreet invulling te geven aan onze herstelvisie: herstel naar het slachtoffer, maatschappelijk herstel, herstel naar de eigen context en zelfherstel.”
Kunt u eerst even uitleggen waarom bemiddeling zo belangrijk is?
Sanders: “Omdat mensen het recht hebben om – al dan niet rechtstreeks – met elkaar in gesprek te gaan. Al wil dat niet zeggen dat ze dat recht ook moeten aannemen. Bemiddeling is in principe een vrijwillig aanbod. Als de jongere of het slachtoffer ervoor kiezen om dat te verwerpen, is dat prima. Maar hun keuze moet wel gefundeerd zijn. En daar begint de cruciale rol van een HCA-dienst. Wij vinden het heel belangrijk dat mensen bewuste keuzes maken en dat kan alleen als ze goed geïnformeerd zijn. Wij hebben zowel met de verdachten als met de slachtoffers vooraf een goed gesprek, face to face, waarbij we hen informeren over wat bemiddeling betekent en ook over de mogelijke gevolgen voor de justitiële afhandeling. Want als beide partijen het willen, kan het resultaat van een bemiddeling op papier worden gezet en eventueel ook worden doorgegeven aan de jeugdrechtbank. Dit kan een effect hebben op eventuele verdere stappen van het parket en de jeugdrechter. Daarom zeg ik dat het ‘in principe’ vrijwillig is. Het is niet vrijblijvend.’
“Een bemiddelingstraject mag geen middeltje worden om je straf af te kopen, cru gesteld. Het moet een bewuste keuze zijn van de jongere én het slachtoffer”
Wat zijn de resultaten van bemiddeling?
Sanders: “Omdat het vaak over heel complexe dossiers gaat, met meerdere jongeren en slachtoffers, is het ook moeilijk om alles goed te registreren. Maar we zijn nu toch al twintig jaar bezig met bemiddeling en we zien grosso modo een vrij constant cijfer: in ongeveer de helft van alle dossiers waar bemiddeling wordt aangeboden, wordt die ook opgestart. En bij 75 tot 80 procent van de bemiddelingen wordt een overeenkomst bereikt. Dat kan van alles zijn – van een morele tot financiële overeenkomst – zolang het betekenisvol is voor de betrokkenen. Soms zijn dat een paar zinnen, soms pagina’s lang.”
Twee jaar geleden had je in Brugge de fel gemediatiseerde zaak rond de Zehbi’s. Zij kregen de kans om tot bemiddeling over te gaan, wat soms tot negatieve reacties leidde.
Sanders: “Soms hoor je mensen zeggen dat die jongeren er ‘makkelijk vanaf komen’. Maar zo’n reactie komt puur door een gebrek aan kennis. In Brugge wordt altijd bemiddeling aangeboden als er een verdachte is die de feiten bekent, er een aanwijsbaar slachtoffer is én als al bepaald is dat de zaak voor de jeugdrechtbank komt. Heel vaak is er dus al een tweede reactie van de jeugdrechter, of zit die eraan te komen. Jongeren kunnen bijvoorbeeld én een leerproject volgen, én bemiddeling. Of alsnog geplaatst worden in een gemeenschapsinstelling. Ik vind dat trouwens een goede zaak: een bemiddelingstraject mag geen middeltje worden om je straf af te kopen, cru gesteld. Het moet een bewuste keuze zijn van de jongere én het slachtoffer.”
Begin september is het nieuwe jeugddelinquentierecht gestart. Bent u daar tevreden mee?
Sanders: “Ja en nee. Ik heb het voorrecht gehad om mee te werken aan de voorbereiding. De sector was daar heel nauw bij betrokken, wat zeker een goede zaak is. Daardoor is het ook een heel genuanceerd decreet geworden. Een van de hamvragen was: hoe ga je om met het verschil tussen jongeren die een jeugddelict hebben gepleegd en jongeren die uit een verontrustende leefssituatie komen. Er is duidelijk voor gekozen om die twee te scheiden en dat vind ik een goede zaak. Inhoudelijk zullen beide groepen – die deels natuurlijk overlappen – vaak dezelfde begeleiding krijgen, maar dan wel vanuit een ander kader. Nu zijn er jongeren die niet meer weten waarom ze nu precies in een gemeenschapsinstelling zitten: omdat het thuis moeilijk loopt, of omdat ze ooit strafbare feiten hebben gepleegd? In de toekomst zal het voor hen allemaal veel duidelijker worden.”
“Het positief project is een lege doos. En daar zijn we hele blij mee”
Maar er zijn ook aspecten van het decreet die u verontrusten?
Sanders: “Toch wel. Er wordt verwacht dat het gerecht sneller reageert op jeugddelicten, wat op zich een goede zaak is. Maar daardoor zijn er meer bevoegdheden bij het jeugdparket terechtgekomen. Dat heeft nu veel verschillende opties: jongeren waarschuwen, hen herinneren aan de wet, een bemiddelingstraject aanbieden, een positief project aanbieden of voorwaarden opleggen. Dat is allemaal prima, maar de combinatie van al die opties zorgt voor juridische verwarring en mogelijk zelfs problematische gevolgen. Bij een positief project of voorwaarden vervalt de strafvordering. Als een jongere zoiets tot een goed einde brengt, kan hij dus niet meer worden vervolgd. Bij een bemiddelingstraject geldt dat niet automatisch, zoals ik eerder al uitlegde. Maar wat als een jongere een positief project aangeboden krijgt én herstelbemiddeling? Als het eerste afgewerkt is, heeft hij eigenlijk niets meer te vrezen en hoeft hij zich van die hele bemiddeling niet veel meer aan te trekken. Wat natuurlijk nefaste gevolgen heeft voor de slachtoffers. Daarover maken wij en de andere HCA-diensten ons zorgen. Maar we zijn daarover aan het overleggen met het jeugdparket, dus het is afwachten hoe dat verder loopt.”
U sprak eerder al over het ‘positief project’. Wat is dat eigenlijk?
Sanders: “Een lege doos. En daar zijn we heel blij mee. In het decreet krijgt dat wel wat mogelijke invullingen, zoals ‘het volgen van een programma’. Maar wij willen de invulling echt bij de jongere zelf leggen. Dat is ook de bedoeling: jongeren kiezen zelf een project om tot een soort herstel van hun delict te komen. Als het jeugdparket of de jeugdrechter dit aan de jongere aanbiedt, wordt die begeleid door een HCA-dienst. Het is de bedoeling dat wij de jongere en zijn context doen nadenken. We zullen dus goede, open en zéér lastige vragen moeten stellen, zodat aan de andere kant van de tafel een denkproces ontstaat. Het is niet de bedoeling dat wij mogelijke invullingen aangeven. Het zou deontologisch niet bepaald correct zijn als wij bijvoorbeeld suggereren dat zo’n jongere een Rots en Water-training kan volgen bij ons. Het is belangrijk om de jongeren goed te doen nadenken, al zal dat niet altijd evident zijn.”
“Zelf nadenken over hoe je kunt herstellen wat is fout gelopen, is misschien wel een lastiger proces dan twee weken in een gemeenschapsinstelling verblijven”
Lopen er nu al zulke projecten bij jullie?
Sanders: “Nee, maar in de andere regio’s zijn er nu al enkele. Opvallend genoeg zijn die voorgesteld door een jeugdrechter, omdat een jongere niet akkoord ging met de opgelegde maatregel. Waarop de jeugdrechter aangaf dat de jongere dan maar zelf met een voorstel moest komen. Geen slechte zaak, want zo zet je een jongere in zijn kracht en kan hij zelf nadenken over hoe hij kan herstellen wat is fout gelopen. Dat is misschien wel een lastiger proces dan twee weken in een gemeenschapsinstelling verblijven. Ik ben in elk geval razend benieuwd naar de invullingen die jongeren hieraan zullen geven.”