Caroline Vrijens, kinderrechtencommissaris, wil de stem van jongeren vertolken
We moeten nog vaker en beter naar jongeren luisteren
Sinds 1 augustus hebben we een nieuwe kinderrechtencommissaris: Caroline Vrijens. Zij volgt Bruno Vanobbergen op en heeft een bijzondere band met het beleidsdomein Welzijn van de Vlaamse overheid, waar ze haar schouders zette onder integrale jeugdhulp. “Nu sta ik opnieuw dicht bij het beleid, maar ben ik helemaal vrij om de stem van kinderen en jongeren naar voren te brengen. Een ongelofelijk privilege.”
Kunt u uw persoonlijke parcours schetsen?
Caroline Vrijens: “Ik heb Rechten gestudeerd: een brede opleiding die aansloot bij mijn interesse voor het beleid en hoe dat georganiseerd wordt. Nadien volgde ik nog een extra opleiding Europees en Internationaal Recht, omdat mensenrechten me ook enorm interesseren. Eigenlijk wilde ik het liefst starten bij een ngo, maar dat bleek geen evidentie, zo zonder ervaring. Uiteindelijk kon ik aan de slag bij het Rode Kruis, als begeleider in een opvangcentrum voor vluchtelingen. Ik vond het zeer boeiend om hun verhalen te horen en hen te begeleiden. Na verloop van tijd merkte ik dat ook hier het beleid me boeide: wat er beter zou kunnen, enzovoort. Daarna heb ik drie jaar bij het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen gewerkt, en ook een tijdje op het parket. Maar ik botste telkens op hetzelfde: ik miste dat beleidsmatige werk. Dus stapte ik over naar de Vlaamse overheid, waar ik vrij snel bij Welzijn belandde. Een heel fijne periode. Maar na twaalf jaar, in 2016, was het weer tijd voor iets anders. Toen ben ik bij SOS Kinderdorpen begonnen, waar ik de belangen en rechten van jongeren uit de jeugdhulp verdedigde. Tot vorig jaar de positie van kinderrechtencommissaris vrijkwam. Dat leek me een mooie opening om de stem en het belang van alle kinderen en jongeren in Vlaanderen te vertegenwoordigen.”
Laten we eerst even terugblikken. Wat beschouwt u als uw belangrijkste verdienste bij de Vlaamse overheid?
Vrijens: “Ik was betrokken bij integrale Jeugdhulp en omdat ik jurist was, hield ik de pen vast toen het decreet geschreven werd. Dat vroeg heel wat analyse en veel overleg, ook op politiek niveau, het was niet altijd eenvoudig. Maar ik heb er zeer veel uit geleerd. Ondanks de aanvankelijke kritiek en weerstand bij bepaalde betrokkenen, zijn we er toch in geslaagd om een belangrijke stap te zetten naar meer integratie. Het is echt een omwenteling geweest in de jeugdhulp. Kijk naar de fusie tussen Kind en Gezin en het agentschap Jongerenwelzijn: ik ben ervan overtuigd dat het decreet daarin een belangrijke rol heeft gespeeld. Het nieuwe agentschap Opgroeien lijkt me trouwens een grote stap vooruit. Gezinnen zullen nog beter geholpen worden, van het prille, preventieve begin tot eventuele jeugdhulp. Al wordt het wel een uitdaging om de verschillende perspectieven van beide agentschappen, die doorheen de jaren erg veel expertise hebben opgebouwd, te behouden.”
Het nieuwe agentschap Opgroeien lijkt me een grote stap vooruit. Gezinnen zullen nog beter geholpen worden, van het prille, preventieve begin tot eventuele jeugdhulp
Als kinderrechtencommissaris hebt u nu een heel andere rol, als onafhankelijk adviseur.
Vrijens: “Bij de overheid kon ik het beleid mee vormgeven, bij SOS Kinderdorpen zag ik de ‘andere kant’: middelen verzamelen, veel communiceren naar het grote publiek... Nu krijg ik een compleet onafhankelijke rol. Het enige belang dat ik voortaan moet dienen, is dat van de kinderen en jongeren, op basis van het Kinderrechtenverdrag. Een ongelofelijk privilege. Ik zal nog steeds dicht bij het beleid staan, maar ik ben vrij om de stem van jongeren te vertolken.
Kennis en onderzoek zijn voor mij heel belangrijk, en ik wil zeker ook over de landsgrenzen heen kijken. We kunnen zoveel leren van elkaar, want jongeren in andere Europese landen botsen vaak op dezelfde problemen. Voor SOS Kinderdorpen ging ik vorig jaar naar Dublin om te spreken op een conferentie van Epic, een belangenvereniging voor jongeren uit de jeugdhulp. Er waren enkele jongeren van Cachet vzw meegegaan, hun Vlaamse tegenhanger. Zowel zij als ikzelf hebben daar grote ogen getrokken: van de 400 aanwezigen waren daar 150 jongeren, en sommigen getuigden over hun parcours in de jeugdhulp. Het zou fantastisch zijn als wij hier in Vlaanderen ook zoveel jongeren kunnen mobiliseren en laten participeren.”
Over participatie gesproken: Bruno Vanobbergen was een sterke pleitbezorger van stemrecht op 16 jaar. Volgt u hem?
Vrijens: “Artikel 12 uit het Kinderrechtenverdrag, het recht van het kind om zijn of haar eigen mening te geven, is voor mij heel belangrijk. Jongeren stemrecht geven, zou dit kunnen bevorderen. Dat is zeker positief. Maar er staat ook iets tegenover: als we willen dat jongeren meer betrokken zijn, moeten we hen ook de nodige tools en inzichten geven, rond burgerschap bijvoorbeeld.”
Het enige belang dat ik voortaan moet dienen, is dat van de kinderen en jongeren, op basis van het Kinderrechtenverdrag
Uw voorganger heeft zijn stempel gedrukt op deze functie. Zet u zijn aanpak verder?
Vrijens: “Ik ben natuurlijk een andere persoon, met een andere achtergrond en professionele ervaring. De komende maanden ga ik samen met mijn team van 14 ervaren medewerkers een beleidsplan opstellen voor de komende zes jaar. Daarin zal ik zeker mijn eigen accenten leggen. Maar een complete stijlbreuk wordt het niet. Bruno heeft heel mooi werk geleverd, en net als hem wil ik zo laagdrempelig en transparant mogelijk werken. Ik ben diplomatisch ingesteld, maar als het nodig is, durf ik wel op tafel te kloppen.”
Welke thema’s wilt u meteen aanpakken?
Vrijens: “We moeten het beleidsplan natuurlijk nog opstellen. Maar in de eerste plaats denk ik toch aan de aanpak van kinderarmoede. We moeten kijken wat wel en niet werkt, op de verschillende niveaus. In een aantal Vlaamse steden en gemeenten, zoals Mechelen en Kortrijk, gebeuren zeer goede dingen. Vaak is samenwerking dé sleutel, over de beleidsdomeinen heen: sociaal wonen, onderwijs, automatische rechtentoekenning... Dat soort good practices wil ik zeker bestuderen en delen.”
Net als mijn voorganger wil ik zo laagdrempelig en transparant mogelijk werken. Ik ben diplomatisch ingesteld, maar als het nodig is, durf ik wel op tafel te kloppen
U treedt net aan op het moment dat een nieuwe Vlaamse regering gevormd wordt. Is dat een voordeel?
Vrijens: “Dat vind ik wel. Dit is een moment waarop belangrijke keuzes gemaakt worden voor de toekomst, die wij heel nauw opvolgen.”
Hoe kijkt u naar de startnota van Bart De Wever?
Vrijens: “U zult begrijpen dat ik daarover liever geen uitspraken doe. Het gaat om een startnota als basis voor onderhandelingen. Maar we volgen de ontwikkelingen goed op.”
Een van de laatste thema’s waarvoor Bruno Vanobbergen in de bres sprong, was het kinderpardon. Pleit u daar ook voor?
Vrijens: “Absoluut. Kinderen en jongeren die hier al zeer lang wonen, de taal spreken, hier al jaren naar school gaan: die wijs je niet uit naar een land waar ze totaal geen connectie meer mee hebben. Maar dat wil niet zeggen dat je als land niemand meer kunt uitwijzen. Er zijn nu eenmaal asiel- en migratiewetten en die respecteer ik. Maar de procedures moeten zo vlot en humaan mogelijk verlopen, met goede ondersteuning. Ik vind ook dat we altijd naar het belang van kinderen moeten kijken, en elke situatie afzonderlijk beoordelen. Laat kinderen op zijn minst hun schooltraject afwerken. En geef jongeren die onder een beschermingsmaatregel vallen, zoals jeugdhulp of psychiatrie, vanzelf ambtshalve dus een tijdelijke verblijfsvergunning, zodat ze toch geholpen kunnen worden.”
Iets helemaal anders: de persoonsvolgende financiering (PVF) wordt binnenkort ook ingevoerd voor minderjarigen met een handicap. Hoe kijkt u daarnaar?
Vrijens: “De visie en uitgangspunten van PVF zijn heel mooi, daar kun je niet tegen zijn. Meer emancipatie, participatie, zorg op maat: uiteraard hebben ook minderjarigen daar veel baat bij. Al zijn er wel een paar bezorgdheden. Zo moeten we er uiteraard op toezien dat er in de toekomst nog voldoende kwalitatieve zorg is, wanneer dit nieuwe systeem wordt uitgerold. En voor jongeren in een moeilijke thuissituatie moeten we goed opvolgen wie de zorgregie in handen kan nemen, zodat zij ook de zorg ontvangen waar ze recht op hebben.”
Kinderen en jongeren die hier al zeer lang wonen, de taal spreken, hier al jaren naar school gaan: die wijs je niet uit naar een land waar ze totaal geen connectie meer mee hebben
Het Kinderrechtencommissariaat is ook de drijvende kracht achter de Commissie van Toezicht voor Jeugdinstellingen. Gaat u daarmee verder?
Vrijens: “Zeker. De maandcommissarissen, een groep vrijwilligers, leveren heel waardevol werk. Als voorzitter wil ik hen daarin zo goed mogelijk ondersteunen. Ik ben ook blij om te zien dat er goed wordt samengewerkt met de voorzieningen en gemeenschapsinstellingen. Met het nieuwe decreet Jeugddelinquentierecht – waarbij in de toekomst jongeren in een verontrustende leefsituatie die géén delict hebben gepleegd, niet meer in een gemeenschapsinstelling zullen verblijven maar in private voorzieningen met een specifiek aanbod – moeten we ook bekijken hoe we dit onafhankelijk toezicht kunnen uitbreiden naar de private voorzieningen. Want ook daar zal een vorm van beveiligde opvang komen: bepaalde jongeren hebben dan wel geen delict gepleegd, maar hebben toch nood aan een vorm van beveiliging.”
Binnenkort organiseren jullie een studiedag over afzondering en isolatie, vanuit het oogpunt van jongeren. Is dat iets wat u wilt aankaarten?
Vrijens: “Wij willen voorzieningen zeker niet met de vinger wijzen. Het is begrijpelijk dat zij soms geen andere oplossingen zien. Alleen mogen we het perspectief van jongeren nooit uit het oog verliezen. Toen ik nog bij SOS Kinderdorpen werkte, heb ik hierover met jongeren gepraat. Voor hen is isolatie vaak een zware klap, soms zelfs een trauma. Door de jongeren zelf aan het woord te laten, willen we iedereen uit het veld inspireren en samen op zoek gaan naar goede prakijken. Hoe kun je jongeren tot rust laten komen zonder hen af te zonderen, welke technieken zijn er, welke opleidingen kunnen hulpverleners volgen... We moeten nog vaker en beter naar jongeren luisteren.”
Uiteraard zullen er soms heel moeilijke momenten zijn, en die neem je mee. Maar dat schrikt me niet af, integendeel. Want ik krijg de kans om dingen te veranderen
Tot slot: bent u niet bang dat u met te veel schrijnende verhalen geconfronteerd zult worden?
Vrijens: “Uiteraard zullen er soms heel moeilijke momenten zijn, en die neem je mee. Maar dat schrikt me niet af, integendeel. Want ik krijg de kans om dingen te veranderen. Ik mag samen met mijn team de rechten van kinderen beschermen en ervoor zorgen dat zij geholpen worden. Dat geeft mij heel veel energie.”