Guy Bosmans: 'Het is belangrijk om naar jongeren te luisteren, om te praten over hun gedrag en daar erkenning aan te geven'

Jeugdhulp kan zeer veel betekenen, maar we mogen de ouders niet uit het oog verliezen
Uit een recent onderzoek van Guy Bosmans, professor Gezins- en Orthopedagogie aan de KU Leuven, blijkt dat veel jongeren in de jeugdhulp het emotioneel zwaar hebben. “Vooral de eenzaamheid weegt door. Daarom moeten we breuken met ouders zoveel mogelijk herstellen.”
Waarom besloot u als 18-jarige psychologie te gaan studeren?
Guy Bosmans: “Dat was een intuïtieve en impulsieve beslissing. Ik vond het interessant, en met de jaren groeide die interesse nog. Vooral in alles wat met hulpverlening voor kinderen te maken had. Tijdens mijn opleiding werd nog een dikke scheidingslijn getrokken tussen volwassenen en kinderen, dat waren twee aparte werelden. Maar ik probeer altijd op zoek te gaan naar bruggen. Al die gedrags- en emotionele problemen bij volwassenen, kun je die niet terugbrengen naar de kindertijd? Mensen krijgen niet zomaar problemen, die groeien onder invloed van verschillende factoren. Door zo te denken, kijk je voorbij het probleem zelf, naar de omgeving en de maatschappij.”
Maar dan kun je een probleem ook veel moeilijker “oplossen”?
Bosmans: “We hebben de neiging om steeds meer gedragsvormen te bestempelen als ‘onaangepast’ of ‘problematisch’, terwijl het eigenlijk tekenen van aanpassing zijn. Bepaalde zaken die ouders of kinderen doen, passen misschien niet in ons plaatje van een ‘normaal’ gezin, maar zijn een kwestie van overleven. Als je dat beseft, kun je op zoek gaan naar mogelijkheden om de context rond die mensen te veranderen, om zo het functioneren wat aangenamer te maken.”
We hebben de neiging om steeds meer gedragsvormen te bestempelen als ‘onaangepast’ of ‘problematisch’, terwijl het eigenlijk tekenen van aanpassing zijn
U begon eerst te werken als gedragstherapeut?
Bosmans: “Na mijn studies ben ik even aan de universiteit gebleven, maar dat voelde toen als een ivoren toren. Dus heb ik een paar jaar in een kinderpsychiatrisch centrum gewerkt, in Genk. Maar daar begon ik te worstelen met zaken die vanzelfsprekend zouden moeten zijn. Ik ben me toen gaan verdiepen in het thema gehechtheid, vooral in het werk van John Bowlby. Dat is schitterend in theorie, maar er zijn geen duidelijke richtlijnen voor de praktijk. Toen kreeg ik de kans om te doctoreren en ben ik experimenteel onderzoek gaan doen naar gehechtheid.”
Intussen bent u gespecialiseerd in dat thema. Wat betekent gehechtheid precies?
Bosmans: “Vertrouwen in zorg. Het is iets wat je opbouwt door leerervaringen: bij elke stress-ervaring, vanaf de geboorte, ervaar je of je zorg krijgt of niet. En daardoor leer je langzaam dat je bepaalde zorgfiguren kunt vertrouwen, waardoor je opnieuw zorg gaat zoeken.”
We kennen, zeker in de jeugdhulp, vooral verhalen over mislukte gehechtheid.
Bosmans: “We moeten opletten met gehechtheidstheorie, omdat die vaak wordt gebruikt om ouders de schuld te geven van bepaald gedrag. Terwijl gehechtheid een vrij plastisch gegeven is: in de kindertijd, puberteit en zelfs daarna krijg je nog veel mogelijkheden om het te herstellen. Alleen heb je veel oefenmomenten nodig. Bij baby’s komen die vanzelf: ze wenen en iemand zorgt voor hen. De grote meerderheid van de ouders is in staat om die zorg te bieden. Maar hoe ouder een kind wordt, hoe complexer. Bij een puber draait de stress bijvoorbeeld eerder om sociale problemen, die je als ouder moet zien én waarop je adequaat moet reageren. Dat is al veel moeilijker. Dan stagneert dat leerproces vaak, ook omdat het aantal leermomenten daalt. Maar zelfs volwassenen kunnen nog positieve ervaringen opdoen: wanneer ze na een relatiebreuk bijvoorbeeld enkele weken opnieuw bij hun ouders gaan wonen, kan dat ook heel verbindend werken.”
Gehechtheid is een vrij plastisch gegeven: in de kindertijd, puberteit en zelfs daarna krijg je nog veel mogelijkheden om het te herstellen
Kan een hulpverlener ook gehechtheid bieden?
Bosmans: “Iedereen kan een gehechtheidsfiguur worden. Al gaat dat niet vanzelf. Want bij elke nieuwe gehechtheidsfiguur moet het vertrouwen weer van nul worden opgebouwd. Hoe meer vertrouwensbreuken er al zijn geweest, hoe moeilijker dat wordt. Wanneer een kind bij zijn ouders wordt weggehaald, creëert dat zeer veel stress. Op zo’n moment zoekt dat kind zorg bij de primaire gehechtheidsfiguren – de ouders – maar die zijn er niet. Wat met zeer veel pijn en angst gepaard gaat. En omdat het niet opnieuw gekwetst wil worden, zal dat kind anders omgaan met nieuwe zorgfiguren. Sommige kinderen reageren heel afwijzend en vermijdend, anderen angstig en veeleisend. Die strategie zal mee bepalen of ze nieuwe hulp krijgen. Want als kinderen moeilijk handelbaar worden, haken hulpverleners af en ontstaan weer nieuwe breuken.”
Hoe moeten hulpverleners met deze kinderen omgaan?
Bosmans: “Van jongeren uit de jeugdhulp hoor ik dat de ‘professionele afstandelijkheid’ géén goed idee is. Uiteraard is professionalisme nodig, maar je moet toch ook durven meeleven en meevoelen. Het is vooral belangrijk om naar jongeren te luisteren, om te praten over hun gedrag en daar erkenning aan te geven. Zoek samen naar de emoties die onder dat gedrag zitten en probeer een beeld te krijgen van de gehechtheid en de breuken. Vertrouwensbreuken worden vaak toegedekt met een grote voorzichtigheid, maar je moet ze net blootleggen om te kunnen herstellen. Al is dit in theorie veel eenvoudiger dan in de praktijk. Het vergt heel veel durf en een degelijke opleiding om hier als hulpverlener vlot mee te kunnen omgaan.”
Van jongeren uit de jeugdhulp hoor ik dat de ‘professionele afstandelijkheid’ géén goed idee is
Eind februari verscheen uw studie over het mentaal welbevinden van jongeren uit de jeugdhulp. Bijna de helft heeft al gedacht aan suïcide en/of verwondt zichzelf. Schrok u daarvan?
Bosmans: “Ik ken veel verhalen van jongeren die eenzaam zijn en kampen met depressieve en zelfs suïcidale gevoelens. Maar als je die cijfers zwart op wit ziet, blijft dat schrikken.”
Heeft dit met de jeugdhulp zelf te maken?
Bosmans: “Ik denk niet dat dit de schuld is van de jeugdhulp. Er is gelukkig ook een groep jongeren die het zeer goed doen. We zien dat deze jongeren doorgaans gelukkiger zijn als ze bij (nieuwe) vertrouwensfiguren terechtkunnen. Jeugdhulp kan dus zeer veel voor hen betekenen. Niemand stelt in vraag dat hulpverleners en organisaties heel hard hun best doen. Maar er is een bepaald niveau dat jeugdhulp niet kan compenseren: veel jongeren blijven verlangen naar hun primaire zorgfiguren, de ouders. Daarom denk ik dat we een aanbod kunnen creëren waarmee we een deel van de jongeren nog beter kunnen helpen.”
Nu hebt u het over Attachment Based Family Therapy (ABFT)?
Bosmans: “Die methodiek vertrekt vanuit het idee dat de breuken tussen ouders en kinderen zoveel mogelijk hersteld moeten worden. We testen ze uit met jongvolwassenen en hun ouders in Asster, een psychiatrische kliniek in Sint-Truiden. Veel van deze jongeren hebben een lange geschiedenis van hulpverlening achter de rug en hebben in dat proces het contact met hun ouders grotendeels verloren. Toch blijken ouders en jongeren juist erg gemotiveerd om mee te stappen in een hulpverleningsaanbod dat hun relatie kan herstellen. De eerste sessie gebeurt samen, en we gaan meteen naar de kern. Als zo’n jongere bijvoorbeeld een suïcidepoging heeft ondernomen, vragen wij waarom hij daar niet met zijn ouders over kon praten. Met zo’n vraag open je een doos van Pandora: de verwijten vliegen over en weer. Maar al die woorden gaan maar over één ding: ik ben bang om gekwetst te worden. In één sessie kan de sfeer al omslaan van zeer agressief naar vrij samenhorig: ze voelen allemaal verdriet omdat hun relatie zo moeilijk loopt. Na zo’n gezinssessie werken we verder met de jongvolwassenen en de ouders apart. Het kind moet vooral leren om zijn ervaringen rond breuken en gehechtheid te snappen, de ouder moet leren luisteren naar zijn kind, zonder te oordelen of oplossingen aan te reiken. Als beide partijen er klaar voor zijn, brengen we hen weer samen. Je moet je daar geen Hollywoodscenario bij voorstellen, maar we kunnen toch veel beweging krijgen in die relaties.”
Er is een bepaald niveau dat jeugdhulp niet kan compenseren: veel jongeren blijven verlangen naar hun primaire zorgfiguren, de ouders
Dat klinkt fantastisch. Maar er zijn toch ook ouders die hun kinderen mishandelen of misbruiken?
Bosmans: “Voor alle duidelijkheid: deze methodiek maakt deel uit van een breder, intensief hulpverleningstraject. En we doen dit niet wanneer er sprake is van acute mishandeling of misbruik. Veiligheid primeert altijd. Eerst moet die er zijn, daarna kunnen we proberen om over zulke zware breuken te praten. We zullen misbruik of mishandeling ook nooit goedpraten, uiteraard niet. Maar vaak willen ouders hun kind geen pijn doen, ze willen gewoon dat het luistert. Alleen kennen ze geen andere manieren om met hun kind om te gaan.”
Even terug naar uw onderzoek: zag u grote verschillen tussen jongeren in voorzieningen en pleegzorg?
Bosmans: “De resultaten zagen er in grote lijnen hetzelfde uit. Wat wel opvalt is dat jongeren in pleegzorg nog minder contact hebben met (én vertrouwen in) hun ouders dan jongeren in voorzieningen. Waarschijnlijk spelen verschillende factoren mee, maar dat is toch een valkuil.”
Pleegzorg is nochtans de eerste optie bij uithuisplaatsing. Geen goede zaak?
Bosmans: “Toch wel, want pleegzorg heeft veel andere voordelen. Gehechtheid is maar één stukje van het verhaal. Vanuit kindperspectief hoeft dit trouwens niet erg te zijn: als je met pleegzorgers een levenslang traject kunt afleggen, zonder verdere breuken, is dat fantastisch. Alleen wanneer kinderen vanuit het pleeggezin terugkeren naar ouders, ontstaat weer een complexe situatie. Dan is het zeker nodig om de breuken uit het verleden te benoemen en te verzorgen, terwijl ouders die – uit schuldgevoel – meestal willen toedekken. Maar dan blijft die pijn sluimeren.”
Door ouders preventief te helpen, in de Huizen van het Kind bijvoorbeeld, wordt uithuisplaatsing zoveel mogelijk vermeden. Terecht?
Bosmans: “Absoluut. Zaken als opvoedingsondersteuning kunnen zeker soelaas bieden voor veel ouders van jongere kinderen. Al denk ik dat ABFT ook preventief ingezet kan worden bij oudere kinderen, om een moeilijke thuissituatie te de-escaleren en zo misschien uithuisplaatsing te vermijden. Er is nog verder onderzoek nodig, maar er zijn goede argumenten om te zeggen dat dit mogelijkheden biedt voor minstens een deel van de jongeren. En als het niet lukt, kun je kinderen of jongeren nog steeds plaatsen. Maar dan weten zij tenminste dat hun ouders alles hebben gedaan om dat tegen te houden.”
Als je met pleegzorgers een levenslang traject kunt afleggen, zonder verdere breuken, is dat fantastisch
U hamert op ABFT, maar er zijn toch nog veel andere methodieken, zoals netwerkgericht werken?
Bosmans: “Zeker, en die zijn ook waardevol. Als je een netwerk kunt inzetten om de draaglast van een gezin te verlichten, kan dat enorm helpen. Maar daarmee zorg je niet voor de-escalatie binnen het gezin. Al gebeurt dat met bepaalde andere methodieken wél. Ik zal nooit beweren dat we met ABFT het enige mogelijke aanbod is voor deze jongeren. Ik ben bijvoorbeeld ook grote fan van de Eigen Kracht Conferenties en de Signs of Safety. Maar het unieke van ABFT is wel dat men er voor het eerst in is geslaagd om een slim uitgewerkt interventieproces te ontwikkelen dat een aantoonbaar effect heeft op de meest problematische ouder-kind-relaties.”
Wat kan het beleid volgens u nog meer doen?
Bosmans: “Ik denk dat heel wat hulpverleners bereid zijn om met ABFT te experimenteren, maar daarvoor zijn middelen nodig. Destijds liep een proefproject bij thuisbegeleidingsdiensten, maar zij hebben nooit een volledige opleiding gekregen. Ik hoop dat ooit voluit wordt gekozen om ABFT een volwaardige kans te geven, om in te schatten of we hiermee voor jongeren een extra aanbod kunnen geven, bovenop bestaande good practices.”
Ik voer geen pleidooi tegen uithuisplaatsing, want veiligheid is altijd primair. We mogen geen risico’s nemen
En moeten we nog voorzichtiger worden met plaatsingen?
Bosmans: “Dat weet ik niet. Ik voer geen pleidooi tegen uithuisplaatsing, want veiligheid is altijd primair. We mogen geen risico’s nemen. Maar door Signs of Safety bijvoorbeeld te combineren met ABFT, kunnen we misschien nog meer jongeren thuis houden, bij hun ouders.”