Hilde Boeykens pleit voor veilige, onvoorwaardelijke en stabiele jeugdhulp
Elk kind heeft recht op warme, familiale opvang
Meer informatie over Simbahuizen kan je vinden op de website van SOS Kinderdorpen België.
Al vijftien jaar is Hilde Boeykens directeur van SOS Kinderdorpen België. Ze gelooft in de kracht van familiale opvang voor kinderen en jongeren en vertelt enthousiast over de nieuwe Simbahuizen, een pilootproject met professionele zorgouders. “Jeugdhulp moet veilig, onvoorwaardelijk en stabiel zijn.”
Kunt u uw persoonlijke parcours voor ons schetsen?
Hilde Boeykens: “Dat begint bij de droom die ik had als tiener: ik wilde heel graag kinderarts worden. Maar mijn vader, zelf een dokter, vond dat destijds een te zwaar beroep, zeker op emotioneel vlak. En omdat ik van mijn moeder toch ook wel wat ‘commerciële genen’ had meegekregen, koos ik voor de richting Economie, met als specialisatie Bedrijfspsychologie. Zo ben ik in de communicatiesector terechtgekomen, iets wat ik 17 jaar lang met veel passie heb gedaan. Het is boeiend om te onderzoeken wat bedrijven en consumenten drijft en hoe je daar met de juiste communicatie op kunt inspelen. Op het einde begon ik me eerder te specialiseren in interne communicatie, en begeleidde ik veranderingsprocessen. Ook heel interessant.”
“Maar het keerpunt kwam toen mijn twee dochters opgroeiden en me regelmatig vroegen wat ik nu eigenlijk deed. Ik moest hen vertellen dat ik bedrijven hielp om meer winst te maken, iets waar ik het steeds moeilijker mee kreeg. Moest ik mijn talenten niet nuttiger inzetten? Toen heb ik een sabbatical genomen en besloot ik terug te keren naar mijn eerste droom. Kinderarts worden lukte niet meer, maar ik kon wel een organisatie zoeken die nauwer aansloot bij mijn interesse in kinderen en sociale rechtvaardigheid. Toen ik las dat SOS Kinderdorpen een nieuwe directeur voor België zocht, ben ik gesprongen. Zonder enige twijfel. Die sterke, internationale organisatie ijvert er al 70 jaar voor dat kinderen in een familiale context kunnen opgroeien, in 135 landen wereldwijd.”
Was het geen cultuurshock: van de ‘harde’ marketingwereld naar een ngo?
Boeykens: “Toch wel. Ik moest helemaal van nul beginnen. En ik werd meteen geconfronteerd met een gigantisch verschil: bij mijn vorige job had ik heel veel middelen, terwijl ik plots elke euro twee keer moest omdraaien. Maar ik vond het een mooie uitdaging om die twee werelden te verbinden. Want al die mensen uit mijn vorige netwerk, dat zijn ook vaders of moeders met een hart. Ik heb velen van hen aangesproken, van mens tot mens. En ik ben op zoek gegaan naar samenwerkingen die een win-win kunnen zijn. Zo wordt heel ons juridische luik nu gedaan door een advocatenkantoor dat alles pro bono wil doen. Dat is uiteraard fijn voor ons, maar ook voor hen. De nieuwe generatie wil namelijk alleen nog bij bedrijven aan de slag die zinvol werk leveren.”µ
Bij mijn vorige job had ik heel veel middelen, terwijl ik plots elke euro twee keer moest omdraaien. Maar ik vond het een mooie uitdaging om die twee werelden te verbinden
Toen u er 15 jaar geleden begon, was SOS Kinderdorpen in ons land nog vrijwel onbekend. Hoe hebt u dat kunnen keren?
Boeykens: “Het verhaal van deze organisatie is heel sterk. Ze is opgericht na de Tweede Wereldoorlog, toen heel veel kinderen in Europa hun ouders waren verloren. Die werden allemaal in grote weeshuizen gedropt, hét recept om een verloren generatie te creëren. De Oostenrijker Hermann Gmeiner kon dit niet aanzien en vond dat elk kind het recht had om op te groeien in een familiale setting. Hij richtte de eerste kinderdorpen op in Europa, en later over de hele wereld. Maar in de loop der jaren werd ook steeds meer geïnvesteerd in preventie en beleidswerk. Ik was enorm geraakt door dat sterke verhaal, dus ik dacht dat ik daarmee makkelijk naar de media kon stappen. Maar ze bleken niet geïnteresseerd. Toen kreeg ik het idee om met ambassadeurs te werken, mensen met een hart voor kinderen die SOS Kinderdorpen steunen. De eerste was Ronny Mosuse. Hij heeft zelf een pijnlijk verleden in de jeugdhulp en toen ik hem meenam naar een van onze kinderdorpen in Zambia, zei hij meteen: ‘had ik dit maar gehad, als kind’. Na hem wilde Kim Gevaert meter worden, en later volgden onder meer Kim Clijsters en Vincent Kompany. En zo ging de bal aan het rollen.”
Iedereen kent vooral het internationale verhaal. Terwijl jullie ook in België actief zijn?
Boeykens: “Aanvankelijk was het vooral mijn taak om fondsen te werven voor het buitenland. Maar de problematiek is natuurlijk universeel: ook in ons land leven kinderen in schrijnende omstandigheden. En in tegenstelling tot een land als Congo, waar de duizenden straatkinderen op zijn minst veel lotgenoten kennen, moeten de kinderen hier vaak hun littekens in stilte dragen. Het is dus maar logisch dat SOS Kinderdorpen ook hier helpt. In Wallonië is al 45 jaar een kinderdorp, in samenwerking met de Waalse jeugdhulp. Daar hebben we intussen een gediversifieerd aanbod: preventief, ambulant, crisisopvang en langdurige opvang. En tien jaar geleden hebben we in Liedekerke een Simbahuis geopend (Simba 1), naar Oostenrijks voorbeeld.”
In tegenstelling tot een land als Congo, waar de duizenden straatkinderen op zijn minst veel lotgenoten kennen, moeten de kinderen hier vaak hun littekens in stilte dragen
Wat gebeurt daar precies?
Boeykens: “In de eerste jaren werden daar jonge kindjes opgevangen waarvan de ouders het tijdelijk erg moeilijk hadden, zodat zij en hun ouders even op adem konden komen. De ouders behielden wel volledig de regie, en er werd intensief gewerkt aan een traject om terug naar huis te kunnen keren, na maximaal twee jaar. Het is een oude dokterswoning met veel kamers, heel anders dan een typische voorziening. Er woonden ook maximaal acht kinderen en we hadden acht begeleiders, die elk één kind onder hun hoede hadden. Maar de wet bepaalt dat opvoeders maximaal elf uur aan één stuk mogen werken, dus we moesten toch met shiften werken. We probeerden zo familiaal mogelijk te werken, maar uiteindelijk bleef het een leefgroep. Daarom bleven we nadenken over een alternatief.”
In december vorig jaar zijn jullie gestart met het pilootproject Simba 2. Wat houdt dat in?
Boeykens: “We hebben ons gebaseerd op het Nederlandse voorbeeld, waar nu al duizend ‘gezinshuizen’ bestaan. Bij ons bestonden die jaren geleden ook, maar wegens een aantal redenen zijn die intussen verdwenen. Wij willen die nieuw leven inblazen, maar uiteraard niet dezelfde fouten uit het verleden maken. Het concept van de Simbahuizen is dat professionele opvoeders – wij noemen hen ‘zorgouders’ – bij hen thuis één tot vier kinderen opvangen. Dat is een groot verschil met pleegzorg: daar wordt gewerkt met vrijwilligers die niet noodzakelijk een professionele vorming hebben. Dat is een zeer goed systeem, maar voor kinderen met complexe problemen is toch professionele hulp nodig. Die kunnen wij nu bieden, maar wel in een gezinscontext en met extra externe begeleiding.”
Pleegzorg is een zeer goed systeem, maar voor kinderen met complexe problemen is toch professionele hulp nodig. Die kunnen wij nu bieden, in een gezinscontext
De zorgouders werken op zelfstandige basis. Vanwaar die keuze?
Boeykens: “Het was een grote uitdaging om dit systeem te laten passen binnen de strenge arbeidswetgeving. Uiteindelijk hebben we vanuit het beleid toestemming gekregen om met zelfstandigen te werken. Het voordeel is dat onze zorgouders dubbel zo gemotiveerd zijn. En uit onze eerste berekeningen blijkt dat dit systeem tien tot twintig procent goedkoper kan zijn dan de reguliere residentiële opvang. Al is het nadeel natuurlijk dat je minder controle hebt. Maar vanuit SOS Kinderdorpen zorgen wij voor veel ondersteuning: opleidingen, intervisie, open communicatie... En alles staat of valt met de selectie. We gebruiken dezelfde selectieprocedure als in Nederland, waar ze intussen al tien jaar ervaring hebben.”
Voor welke kinderen is dit systeem geschikt?
Boeykens: “In Nederland hebben ze al bewezen dat het zowel werkt voor jonge als oudere kinderen, en dat het zowel perspectiefbiedend als perspectiefzoekend kan zijn. Maar voor ons pilootproject moesten we natuurlijk keuzes maken. We hebben gekozen voor perspectiefzoekende opvang voor de allerkleinsten (0 tot 3 jaar). Omdat de focus ligt op terugkeer naar huis, na maximaal twee jaar, werken we met intensieve begeleiding van de biologische ouders. Maar in de toekomst kan Simba ook werken voor andere doelgroepen.”
Uit onze eerste berekeningen blijkt dat de Simbahuizen tien tot twintig procent goedkoper kunnen zijn dan de reguliere residentiële opvang
Is het niet te zwaar voor één of twee zorgouders om vier jonge kinderen met complexe problemen thuis op te vangen, 24 uur op 24?
Boeykens: “Het is zeker zwaar, maar we hebben een goed netwerk uitgebouwd. De zorgouders worden ondersteund door onder meer een psycholoog en een familiecoach. En we hebben nog altijd ons Simba 1-huis in Liedekerke, waar nu een deel van ons team werkt. Als een gezin even een time-out nodig heeft, kunnen de kinderen daar tijdelijk opgevangen worden. In Nederland werken verschillende opvanggezinnen zelfs samen om elkaar te ondersteunen.”
Er is nu al één Simbahuis actief. Hoe loopt dat?
Boeykens: “Zeer goed. Nu wonen er vier kindjes, maar twee van hen zijn stilaan aan het terugkeren naar huis. Ze zijn nu veel stabieler en hebben een goede band met hun zorgouders en biologische ouders. Nu zijn we verder op zoek naar andere zorgouders. We zien veel interesse, vooral bij opvoeders uit de reguliere jeugdhulp die het anders willen aanpakken. Maar ze voelen zich nog onzeker omdat ze als zelfstandige moeten starten in een pilootproject dat voorlopig maar loopt tot eind 2020. Al kunnen we hen geruststellen: Jongerenwelzijn gelooft hier ook sterk in, dus de kans is zeer groot dat dit een duurzaam project wordt.”
Nu zijn we op zoek naar andere zorgouders. We zien veel interesse, vooral bij opvoeders uit de reguliere jeugdhulp die het anders willen aanpakken
Is jeugdhulp geen taak van de overheid? Waarom nemen jullie als ngo een deel over?
Boeykens: “Wij zijn inderdaad een ngo, maar we staan met beide voeten in het terrein. Het is trouwens niet onze bedoeling om straks honderd Simbahuizen te hebben, het moet kleinschalig blijven. In het ideale geval sturen we straks zeven tot tien huizen aan, maar kunnen we vooral een blauwdruk uitwerken en teruggeven aan de overheid. Zo kunnen de bestaande voorzieningen de Simba-principes overnemen. Dit pilootproject wordt volledig gefinancierd door de overheid en wij willen graag helpen, als innovatieve partner. We koesteren wel onze rol als libero om innovatieve partner te kunnen zijn en willen daarom kleinschalig en financieel onafhankelijk blijven. Maar we geloven wel degelijk dat we samen iets kunnen veranderen.”
Hoe ziet u de toekomst van de jeugdhulp?
Boeykens: “Er zal altijd jeugdhulp nodig zijn, maar ik ben er wel van overtuigd dat die moet voldoen aan belangrijke voorwaarden: veilig, onvoorwaardelijk, stabiel en zoveel mogelijk binnen een familiale setting. Voor sommige jongeren zullen leefgroepen noodzakelijk blijven, maar die moeten kleiner en warmer worden. We hopen dat de residentiële zorg in de toekomst wat meer ‘Simba’ wordt. En we voelen dat veel mensen uit de sector dat ook willen. En verder zijn er nog enkele thema’s die we op de kaart willen zetten. Zo willen we dat de stem van kinderen en jongeren meer gehoord wordt, vandaar onze samenwerking met vzw Cachet. En we willen ervoor strijden dat ons land wettelijk vastlegt dat broers en zussen bij een uithuisplaatsing altijd samen moeten blijven.”
We hopen dat de residentiële zorg in de toekomst wat meer ‘Simba’ wordt. En we voelen dat veel mensen uit de sector dat ook willen