Ingrid De Jonghe, oprichtster TEJO: 'Face-to-face-contact blijft voor mij toch heel belangrijk'

Wij willen de luis in de pels blijven
Verlies ze niet! Een pleidooi om anders om te gaan met jongeren
Ingrid De Jonghe (Pelckmans Pro)
156 blz
ISBN 9789463371124
20 euro
Ingrid De Jonghe richtte in 2010 het eerste TEJO-huis op in Antwerpen: vrijwillige therapeuten bieden er onmiddellijk en gratis kortdurende psychologische hulp aan jongeren. Intussen zijn er 13 TEJO-huizen en goot De Jonghe haar visie en ervaringen in een boek: ‘Verlies ze niet’.
U hebt een indrukwekkende carrière. Kunt u die even kort schetsen?
Ingrid De Jonghe: “Alles is begonnen op mijn 17e, toen ik vrijwilliger werd in een buurthuis in Antwerpen op den Dam. Daar is nu het hippe Park Spoor Noord, maar 45 jaar geleden was de sfeer er heel anders. Ik ging met die kansarme jongeren op zomerkamp en ik ben enorm geschrokken van hun attitude, maar ook van hoe weinig kansen en aandacht zij kregen.
Na mijn studie Rechten begon ik aan de Balie te werken, maar ik studeerde ook nog Criminologie. Daarvoor deed ik stage op het jeugdparket in Antwerpen. Door wat ik daar zag, besloot ik samen met een groepje gelijkgezinde advocaten de jeugdadvocatuur op te richten. Ik heb toch het een en ander kunnen veranderen. In die tijd beslisten de procureur en de jeugdrechter al wat er met een jongere moest gebeuren, nog voor er – pro forma – een advocaat aan te pas kwam. Ik heb gestreden om dat onrecht recht te zetten.”
Toch besloot u na een tijdje psycholoog te worden. Waarom?
De Jonghe: “Als jeugdadvocaat was ik zeer begaan met mijn dossiers, maar ik vond het jammer dat ik die jongeren maar even volgde. Ik kreeg wel de kans om als ‘vrijwillig afgevaardigde’ tien jongeren jarenlang op te volgen. Een beetje wat de consulenten van de jeugdrechtbank vandaag doen, maar dan vrijwillig. Toen besefte ik nog meer hoe belangrijk die vertrouwensband voor jongeren is. Die mag je nooit zomaar afbreken, omdat de tijd of de module er toevallig opzit. Een continu zorgtraject is voor mij bijna heilig.
Maar ik wilde dus méér kunnen doen. Daarom ben ik Orthopedagogie en later ook Psychologie gaan studeren. Een van mijn professoren wilde graag dat ik bij hem een opleiding tot gedragstherapeute zou volgen. Aanvankelijk leek dat niets voor mij, maar ik heb het toch gedaan. Daar heb ik echt mijn passie gevonden.”
In 2010 startte u met het eerste TEJO-huis. Wat wilde u graag bereiken?
De Jonghe: “Ik zag dat jongeren in de kou bleven staan en ik wilde dus heel laagdrempelige hulp bieden: onmiddellijk, anoniem en gratis. Jongeren volgen hier meestal een tiental sessies, al zijn ze soms ook sneller geholpen. Acht op de tien jongeren krijgen we met maximaal tien sessies weer op weg. Maar de twee andere hebben een te complexe problematiek. Hen blijven we langer opvolgen, tot we een geschikte plaats voor hen vinden. Helaas merken we dat het aantal complexe problemen toeneemt: elke therapeut heeft intussen wel één of meer jongeren die langere tijd blijven komen. Dat zet ons systeem van onmiddellijke hulp onder druk, iets wat we bij TEJO nochtans zeer belangrijk vinden.”
De vertrouwensband met jongeren mag je nooit zomaar afbreken, omdat de tijd of de module er toevallig opzit. Een continu zorgtraject is voor mij bijna heilig
Waarom is het zo belangrijk dat jongeren hier onmiddellijk en anoniem terecht kunnen?
De Jonghe: “Al ongeveer een derde van de jongeren komt vandaag binnen zonder ouder, of zonder iemand van het CLB of JAC bijvoorbeeld. Heel vaak zijn er problemen thuis en kunnen ze daarover niet meer met hun ouders praten. Veel jongeren maken vooraf een afspraak, maar elke dag komt er ook minstens één zomaar binnenwandelen. Dan bekijken we meteen wie een eerste gesprek kan hebben. Dat is geen ‘intake’, maar meteen een therapeutisch gesprek. Het is heel belangrijk om een jongere dan meteen te triggeren. Wij vragen vaak: ‘Als jij kon toveren, wat zou je dan anders willen voor jezelf?’ Dan krijg je ongelofelijk mooie antwoorden, waarmee je ook aan de slag kunt.’
Intussen bieden jullie ook andere zaken aan, zoals groepstherapie.
De Jonghe: “We zien vrij veel jongvolwassenen die er alleen voorstaan, en daar helemaal niet klaar voor zijn. Dus is er sinds kort groepstherapie voor die doelgroep: jongeren tussen de 18 en 22 jaar die als kind veel hebben meegemaakt en nu volledig op eigen benen staan, zonder sociaal netwerk. Voor hen is het heel moeilijk om alles in hun leven alleen te organiseren: studeren, werken, een sociaal leven uitbouwen, een lief vinden...”
In uw boek schrijft u dat Tejo ook een beweging moet worden. Hoe ziet u dat?
De Jonghe: “Bij de opstart van TEJO wilde ik vooral preventief werken: snelle en deskundige therapeutische ondersteuning op de nuldelijn. Ik dacht dat ik zo jongeren uit de tweede- en zeker uit de derdelijn kon weghouden. Maar nu, bijna negen jaar later, merk ik dat er alleen maar méér problemen komen en dat ze bovendien steeds complexer worden. We krijgen hier ook jongeren over de vloer die al verschillende stappen van de reguliere hulpverlening hebben doorlopen. Vorig jaar kwam hier nog een meisje dat al in drie psychiatrische voorzieningen was geweest!
Ik heb een zeer fijn contact met minister Vandeurzen. Hij is enorm begaan met jongeren. En ik geloof ook dat een minister dingen kan veranderen: voorzieningen bijbouwen en meer middelen bieden. Maar je kunt als overheid niet alles oplossen. Daarom denk ik dat we als samenleving moeten veranderen. Onze attitude tegenover jongeren moet veel zorgzamer en positiever worden, zodat minder jongeren uit de boot vallen.”
Je kunt als overheid niet alles oplossen. Daarom denk ik dat we als samenleving moeten veranderen. Onze attitude tegenover jongeren moet veel zorgzamer en positiever worden
Er wordt toch al veel geïnvesteerd in de eerste lijn? De CGG’s spelen toch ook hun rol?
De Jonghe: “Een CGG is dan misschien wel rechtstreeks toegankelijk, maar in de praktijk kom je daar niet zomaar binnen. Ook zij hebben wachtlijsten. En het is niet gratis, noch anoniem. Bovendien heb je hier de toestemming van beide ouders nodig: toch belangrijke struikelblokken voor jongeren.
De relatie tussen TEJO en de CGG’s is niet fantastisch, geef ik toe. Ook al zitten daar veel mensen die hun werk met hart en ziel doen. Maar ik zie toch ook verbittering en frustratie. Wij werken vrijwillig, terwijl zij sméken om meer middelen. En ik ben er ook van overtuigd dat er meer geld naar geestelijke gezondheidszorg moet gaan. Maar dat is maar een deel van de oplossing. De administratieve druk en de vele controles moeten ook verminderen. De focus moet meer liggen op wat écht telt: mensen helpen. Niet te veel onnodig vergaderen en verslagen maken.”
Pakken jullie het bij TEJO dan zo anders aan?
De Jonghe: “Toch wel. Wij hebben heel strenge criteria voor onze vrijwilligers: ze moeten minstens een bachelordiploma hebben, een therapeutische opleiding volgen en ervaring hebben met jongeren. En bovendien moeten het ethisch mooie personen zijn. Met elke kandidaat heb ik een gesprek van twee uur. Als ik die persoon aanneem, wordt hij deel van de groep. Dan ga ik hem niet controleren en vraag ik ook geen verslagen. Ik vertrouw onze mensen. Natuurlijk is er wel intervisie en supervisie, en bieden we opleidingen aan. Maar controle? Neen.”
Hoe ziet u de plaats van TEJO binnen de jeugdhulp?
De Jonghe: “Minister Vandeurzen heeft me weleens gevraagd of ik met TEJO niet in een module wilde stappen. Maar ik vind het belangrijk om onafhankelijk te blijven. En toch ook wel een luis in de pels van de overheid. We mogen niet vanuit een ivoren toren naar jongeren kijken, maar we moeten zelf op de barricades gaan staan. Indignez-vous en engagez-vous: de twee strijdkreten van Stephane Hessel die ik zo belangrijk vind. Want veel mensen roepen, maar wij willen ook iets doen. Zeker als we zien dat de overheid niet kan volgen, vind ik het niet meer dan normaal dat burgers hun verantwoordelijkheid opnemen.”
Jullie werken uitsluitend met vrijwilligers. Is dat houdbaar?
De Jonghe: “Dat is inderdaad niet evident, maar wel heel belangrijk. Jongeren voelen ook hoe geëngageerd onze medewerkers zijn. Je mag toch niet onderschatten wat dat betekent, om minstens twee uur per week zeer intensief jongeren in moeilijkheden te begeleiden.”
Ik vind het belangrijk om onafhankelijk te blijven. We mogen niet vanuit een ivoren toren naar jongeren kijken, maar we moeten zelf op de barricades gaan staan
Zijn subsidies geen logische oplossing?
De Jonghe: “Twee jaar geleden hebben we steun gekregen van het Agentschap Zorg en Gezondheid. Minister Vandeurzen ziet ons als ‘vaandeldragers’ en heeft zelfs een apart ministerieel besluit voor ons afgevaardigd. Maar nu zit die steun erop. Het Agentschap vroeg of we dat wilden verlengen. Natuurlijk kunnen we die middelen gebruiken. Maar er mag niet te veel tegenover staan. Ik wil geen tijd verliezen met pagina’s verslagen en andere administratie.”
Zopas opende een nieuw TEJO-huis in Ieper, al het 12e in Vlaanderen. Hoe groot willen jullie worden?
De Jonghe: “Er zullen er zeker nog bij komen. Op dit moment lopen onder meer gesprekken in Leuven, Brussel en Hasselt. We zouden graag in elke provincie vertegenwoordigd zijn. Er is trouwens ook al een TEJO-huis in het Nederlandse Goes. En ook vanuit Duitsland en Zweden is er interesse. Daaraan zie je hoe ziek onze samenlevingen zijn. Het is één na twaalf, hoog tijd voor een andere, altruïstische koers.”
Denkt u dat nieuwe initiatieven, zoals eerstelijnspsychologen en online hulp, jongeren kunnen helpen?
De Jonghe: “Er komen in 2019 twintig eerstelijnspsychologen voor jongeren. Dat is een mooi initiatief, maar twintig is véél te weinig. Ook de terugbetaling van psychologische hulp laat veel te lang op zich wachten. En online hulp: ook dat is een fijn initiatief. Elk beetje helpt. Maar ik geloof er toch niet 100 procent in. Als je je computer uitzet, is het voorbij. Face-to-face-contact blijft voor mij toch heel belangrijk.”
Zet véél meer in op die nulde- en eerstelijn. En laat daar ook meer specialisten met maturiteit aan de slag gaan. Dan zouden er veel minder situaties escaleren
Wat kan er volgens u beter in het huidige beleid rond jeugdhulp?
De Jonghe: “Soms heb ik heimwee naar de tijd dat ik bij een zware crisis rechtsreeks kon bellen naar de jeugdprocureur. Een dag later was dat opgelost. Sinds de komst van de integrale jeugdhulp vind ik alles zoveel complexer. Uiteraard kun je kinderen en jongeren niet zomaar naar gespecialiseerde hulp sturen, ik snap dat er procedures moeten zijn. Maar het duurt allemaal te lang. Ik heb het zelf meegemaakt: we vroegen voor een jongere crisishulp aan huis, maar moesten maanden wachten. Intussen was die jongere al een paar keer weggelopen. En als de hulp dan eindelijk kwam, hadden we eigenlijk al een ander soort hulp nodig.”
Tot slot: wat vindt u als voormalig jeugdadvocaat van het nieuwe jeugddelinquentierecht?
De Jonghe: “Ook daarover ben ik niet onverdeeld enthousiast. Jongeren die feiten plegen, komen in 95 procent van de gevallen ook uit een verontrustende thuissituatie. Je hebt ‘geboren crimineeltjes’, maar dat is een minderheid. Ik weet niet of het een goed idee is om die jongeren lang in een gesloten voorziening te begeleiden. Eigenlijk kom ik terug bij het begin van mijn verhaal: zet véél meer in op die nulde- en eerstelijn. En laat daar ook meer specialisten met maturiteit aan de slag gaan. Dan zouden er veel minder situaties escaleren.”