Jan Brocatus nieuwe coördinator Pleegzorg Vlaanderen

Pleegzorg is zo’n positief verhaal, we kunnen de samenleving echt een stukje beter maken
Na boeiende jaren bij Amnesty International en het Vlaams Gebruikersoverleg voor Personen met een Handicap, staat Jan Brocatus sinds september vorig jaar aan het roer van Pleegzorg Vlaanderen. “Ik wil het stigma rond pleegzorg doen verdwijnen.”
U bent nu enkele maanden coördinator van Pleegzorg Vlaanderen, maar welk parcours ging daaraan vooraf?
Jan Brocatus: “Ik heb Sociale Wetenschappen gestudeerd, met de optie Politieke Wetenschappen. En vervolgens nog een postgraduaat Internationale Betrekkingen in Luik. Het politieke bedrijf interesseert mij immens, ik wil weten hoe de maatschappij in elkaar zit. Dat is meteen ook de rode draad doorheen mijn carrière geworden: op welke manieren kan ik bijdragen om deze maatschappij een klein beetje beter te maken. Ik heb op de vormingsdienst van de toenmalige Volksunie gewerkt, daarna bij Amnesty International en tenslotte bij het Vlaams Gebruikersoverleg voor Personen me een Handicap (VGPH)”
Een boeiende job in een sector vol verandering.
Brocatus: “Ja, het was zeer interessant, maar niet eenvoudig. Het VGPH is een overlegorgaan voor gebruikersorganisaties dat vooral rond zorgregie werkt. Ik was toen best jaloers op vzw Cachet en vzw Oudersparticipatie, twee gebruikersverenigingen uit de jeugdhulp. Zij zijn de enige spelers binnen hun veld. Bij personen met een handicap zijn er zeer veel organisaties, elk met een rijke geschiedenis. Dan moet je zeer veel partijen overtuigen van het nut van samenwerking.”
“Toen de persoonsvolgende financiering werd uitgerold, en de regie volledig in handen kwam van de gebruikers zelf, werd duidelijk dat de toekomst van VGPH er anders zal uitzien. Er wordt gewerkt aan een nieuwe Vlaamse adviesraad voor personen met een handicap, Niets Over Ons Zonder Ons (NOOZO), maar zelf was ik toe aan een nieuwe uitdaging.”
Ervaringsdeskundigheid kan zeker een troef zijn. Maar mocht ik bijvoorbeeld zelf pleegzorger zijn, dan zouden ouders misschien twijfelen aan mijn objectiviteit
En zo zijn we bij Pleegzorg Vlaanderen beland.
Brocatus: “Dat is ook weer een managementfunctie in de social profit, waar ik kan bijleren en met mensen werken. En ik moet toegeven dat het ook fijn is om op wandelafstand van mijn thuis in Leuven te kunnen werken.”
Hebt u zelf ervaring met pleegzorg?
Brocatus: “Nee, niet met pleegzorg zelf, maar wel vanuit het VGPH met het ruimere terrein van Integrale Jeugdhulp. Daarbinnen is pleegzorg een belangrijke schakel.
Ervaringsdeskundigheid kan zeker een troef zijn, maar in deze organisatie moeten we rekening houden met zeer veel perspectieven: de pleegkinderen en pleeggasten natuurlijk, die staan centraal, maar ook de pleegzorgers, de ouders en de pleegzorgdiensten. Mocht ik bijvoorbeeld zelf pleegzorger zijn, dan zouden ouders misschien twijfelen aan mijn objectiviteit. En net omdat ik nog niet zoveel over pleegzorg wist en weet, ben ik verplicht om veel te luisteren en me heel bescheiden op te stellen. Al komt mijn opgebouwde werkervaring ook goed van pas, zeker om soms tegengestelde meningen van al die partijen te rijmen. Niet alleen binnen pleegzorg, het is belangrijk om ook goed af te stemmen met andere actoren binnen de jeugdhulp, zoals administratie, voorzieningen, Minderhedenforum, Cachet en Ouderparticipatie.”
Volgens het decreet moet pleegzorg altijd de eerste optie zijn bij jonge kinderen. Terecht?
Brocatus: “Ik heb toch nog geen signalen van het tegendeel gehoord. Onlangs heb ik nog een Limburgse pleegmama gehoord die al meerdere kinderen heeft opgevangen. Nu zorgt ze voor een baby’tje van zeven weken. Het is maar logisch dat je zo’n jong kind niet in een voorziening plaatst. Het personeel doet daar enorm zijn best, maar voor een goede hechting blijft een gezin toch beter. Bij oudere kinderen en jongeren kan dat anders liggen: er zijn er die liever in een voorziening wonen. Net zoals je ook jongeren uit ‘gewone’ gezinnen hebt die graag op internaat willen, om bijvoorbeeld meer bij hun vrienden te zijn. Maar er zijn ook jongeren die de rust van een pleeggezin verkiezen. En dat gaat zeker ook op voor heel wat minderjarige niet-begeleide vluchtelingen. Voor deze groep hebben we binnen pleegzorg, samen met een aantal partnerorganisaties, bijzondere aandacht, via het project “Geef de Wereld een Thuis”. Nu al vinden meer dan 300 jongeren op deze manier een warme thuis. En daar willen we dus graag mee verdergaan, want die nood blijft.”
Maar omdat jonge kinderen voorrang krijgen, vallen 12-plussers vaker uit de boot?
Brocatus: “In de praktijk blijkt inderdaad dat het makkelijker is om een pleeggezin te vinden voor een baby of een peuter, dan voor een puber. Het is zelfs zover gekomen dat verwijzers soms niet meer de vraag stellen voor jongeren ouder dan twaalf. Ze weten dat de kans op een pleeggezin klein is, dus ze doen de moeite niet meer. Daardoor weten we dat er naast onze officiële wachtlijst nog een grote extra vraag is.”
En die wachtlijst is nu al lang: jullie zoeken nog 600 pleegzorgers.
Brocatus: “Het aantal pleegzorgers groeit gestaag, en dat is geweldig. Maar tegelijk blijft het aantal aanvragen ook stijgen. We moeten dus blijven sensibiliseren om het stigma rond pleegzorg, dat er nog steeds is, te doen verdwijnen.”
Pleegzorg is er niet alleen voor kinderen en jongeren?
Brocatus: “Inderdaad, ook volwassen personen met een handicap of met een psychiatrische achtergrond kunnen bij pleegzorg terecht. Vaak gaat het om mensen die opgevangen worden binnen hun onmiddellijke netwerk, dat daarbij dan weer de nodige ondersteuning krijgt. Het blijft zoeken naar manieren om dit werk meer onder de aandacht te brengen, waardoor ook deze doelgroep vlotter zijn weg naar pleegzorg vindt.
Ook volwassen personen met een handicap of met een psychiatrische achtergrond kunnen bij pleegzorg terecht
Misschien blijft pleegzorg in Vlaanderen te onzichtbaar: veel mensen kennen niemand die het doet.
Brocatus: “Dat hoeft niet altijd een probleem te zijn. Pleegkinderen, –jongeren en –gasten zitten heus niet te wachten op een label: ze vinden het meestal fijn dat de buitenwereld hen ziet als ‘gewone’ kinderen uit een ‘gewoon’ gezin. Het is niet de bedoeling dat we bronzen platen op de voordeur van pleeggezinnen hangen.
Maar er zijn wel andere manieren om aan dat stigma te werken. Vooral het onderwijs is een cruciale factor. Het valt op dat sollicitanten bij de diensten pleegzorg weinig over pleegzorg hebben meegekregen tijdens hun opleiding. Er zitten veel gaten in de kennis. In een opleiding als Maatschappelijk Werk is dat onontbeerlijk, maar ook in de Lerarenopleiding zou bijvoorbeeld een hoofdstuk over pleegzorg mogen zitten. Leerkrachten moeten weten wat het betekent en welke termen ze kunnen gebruiken. Dat blijft een gestaag werk, maar het kan wel zaken in gang zetten. Als het stigma verdwijnt, zullen hopelijk meer mensen beslissen om zelf pleegzorger te worden.”
Wat wel wringt: wie zich kandidaat stelt, belandt eerst op een wachtlijst en moet dan doorheen lange screenings.
Brocatus: “Daarom proberen we onze campagnes genoeg te spreiden, want anders krijg je inderdaad piekmomenten waarbij mensen zich massaal aanmelden. Maar het lijkt me niet slecht dat er voldoende tijd zit tussen de aanmelding en de effectieve pleegzorg. Eerst gaan mensen naar een infoavond en kunnen ze zich, onder meer door gesprekken met ervaren pleegzorgers, goed informeren. Daarna trekken al aardig wat kandidaten zich terug, omdat ze inzien dat pleegkinderen in werkelijkheid niet allemaal guitige Oliver Twistjes zijn. Het zijn kinderen met een rugzakje, die vaak worstelen met loyauteitskwesties: ze beseffen dat ze (even) niet bij hun ouders terechtkunnen, maar vaak zien ze hen wel nog graag. En dan wringt het soms om zich open te stellen naar pleegzorgers. Al moeten we ook de positieve verhalen genoeg benadrukken. Het is een evenwichtsoefening.
Daarna is er inderdaad nog de screening door de pleegzorgdiensten; zij willen op aangeven van het beleid bij het selecteren van kandidaten het concept “ja, tenzij” ingang laten vinden in plaats van “nee, maar”. Voor kandidaat-pleegzorgers zal dit hopelijk een positief verschil opleveren.
En ook na die screening stopt het niet: je krijgt niet zomaar het eerstvolgende kind op de wachtlijst. Er wordt met veel zorg gezocht naar een goede match, waarbij wordt geluisterd naar de pleegzorgers en de jongeren zelf. Terecht: we moeten alles doen om de kans op mislukken – breakdown, zoals dat heet – zo klein mogelijk te maken.
Ook goede pleegzorgbegeleiding speelt daarin een rol, net als de (informele) gesprekken met andere pleegzorgers. Dat is iets wat ouders met hun eigen kinderen soms missen: daar krijg je geen handleiding bij en wordt niet gekeken of de match wel goed zit.”
Sinds 1 september hebben pleegzorgers een nieuw statuut. Wordt dit goed onthaald?
Brocatus: “Pleegzorgers zitten nog met vragen, maar ze zijn wel tevreden met de duidelijkheid. Vroeger moesten ze zowat voor elk aspect – een nieuwe haarcoupe bijvoorbeeld – de toelating van de ouders vragen. Uiteraard zijn er nog altijd zaken waarover de ouders moeten beslissen, en in het beste geval wordt er veel overlegd. Maar het maakt het dagelijkse leven wel makkelijker. Ik heb trouwens het gevoel dat ook ouders ermee kunnen leven. Die duidelijkheid is ook voor hen positief. Veel mensen denken dat pleegzorgers en ouders diametraal tegenover elkaar staan, maar dat is zeker niet altijd zo. Vaak hebben alle partijen het belang van het kind voor ogen.”
Veel mensen denken dat pleegzorgers en ouders diametraal tegenover elkaar staan, maar vaak hebben alle partijen het belang van het kind voor ogen
Het decreet pleegzorg zal binnenkort nog wat aangepast worden. Terecht?
Brocatus: “Onder meer zal de mogelijkheid tot pleegzorg opgetrokken worden tot 25 jaar. Een zeer goede evolutie, die er komt op vraag van de jongeren zelf. Vlaamse jongeren wonen steeds langer thuis, en gaan ook graag in het weekend naar huis als ze op kot zitten. Waarom zou dat voor pleegjongeren anders zijn? Nu zijn zij volledig afhankelijk van de goodwill van hun pleegzorgers. Al zal die 25 jaar altijd een optie blijven, het wordt zeker geen verplichting. Sommige jongeren staan op hun 18e te trappelen om op eigen benen te staan, dus dat moet ook kunnen.”
Wat wilt u de komende jaren nog verwezenlijken?
Brocatus: “Ik heb best grote ambities bij Pleegzorg Vlaanderen, al beschikken we als partnerorganisatie over een klein team en een bescheiden budget. Pleegzorg is zo’n positief verhaal, we kunnen de samenleving echt een stukje beter maken. Dat probeer ik te doen als bruggenbouwer, als ondersteuner. Ik hoed me dus voor de grote verklaringen.
Naast die sensibilisering, onder meer in het onderwijs, wil ik pleegjongeren zelf meer aan het woord laten en zoeken naar manieren waarop ouders en pleeggasten beter hun stem kunnen laten horen. Pleegzorgers verdienen een volwaardig ouderschapsverlof; nu moeten zij veel verlof inzetten en hangen ze grotendeels af van de goodwill van hun werkgever. En ook voor de pleegzorgdiensten willen we, waar mogelijk en gewenst, ondersteuning bieden, zodat bijvoorbeeld best practices snel doorstromen en we samen in het oog springende, wervende campagnes kunnen verderzetten.”