Jordi Haest, vzw Lejo, over de noodzakelijke bruggen tussen jeugdhulp en jeugdwerk
Jeugdwerk kan heel veel betekenen voor kwetsbare jongeren
Meer weten?
Meer info over het project ‘Maak tijd vrij’ over bruggen tussen jeugdhulp en jeugdwerk: https://ambrassade.be/nl/maak-tijd-vrij.
Informatie over Lejo kan je vinden op www.lejo.be
Jordi Haest (24) is educatief medewerker bij vzw Lejo, een organisatie met een vrijetijdsaanbod voor kwetsbare jongeren. Als ervaringsdeskundige weet hij heel goed hoe belangrijk dat is. “Op kamp met Lejo voelde ik me voor het eerst gewaardeerd voor wie ik ben en wat ik doe.”
Je hebt zelf een moeilijke jeugd achter de rug. Kan je die even schetsen?
Jordi Haest: “Al vanaf mijn geboorte stond ik onder toezicht van de jeugdrechtbank, omdat er bij mijn oudere broer en zus al problemen waren geweest met mijn vader. Zelf heb ik hem amper gekend, hij is vertrokken toen ik drie was. We hadden financiële problemen, waardoor het vaak heel moeilijk liep. Zo beschuldigde mijn mama me er ooit van dat ik een boterham had gevraagd bij de buren. Dat was cniet eens waar, maar ik heb daar – van de toenmalige vriend van mijn mama – nog lang slagen en verwijten voor gekregen. Tot op de dag van vandaag vind ik het heel moeilijk om iets van iemand te aanvaarden.”
“Op school kenden ze onze situatie en probeerden ze te helpen door ons altijd warme maaltijden te geven, ook al betaalde mama die facturen nooit. Maar verder kregen we geen hulp, omdat mama die niet wilde aanvaarden. Af en toe kwam er een assistent van de jeugdrechtbank langs, maar dat waren aangekondigde bezoeken. Dan had ik ineens wél propere kleren aan.”
Rond je twaalfde is de situatie dan geëscaleerd?
Haest: “Er waren thuis zware ruzies tussen mijn mama en zus, die een relatie had met een oudere man met geldproblemen. Toen zijn mijn broer en ik op onze blote voeten naar het dichtstbijzijnde politiekantoor gevlucht, 8 kilometer verderop. Mama werd opgenomen in het ziekenhuis en wij kregen de keuze: alleen terug naar huis, of tijdelijk naar een voorziening. Ik koos voor dat laatste, maar was echt geschokt door wat ik zag. Er werd zware tape op de deuren van de kamers geplakt, zodat ze konden horen of er ’s nachts geen jongeren zouden ontsnappen. De volgende dag ben ik naar school gegaan, niet van plan om ooit nog terug te keren naar die voorziening. Maar dan is de politie ons komen halen op school en gingen we meteen naar de jeugdrechtbank. Daar werd beslist om ons te plaatsen, bij De Witte Berken in Wervik.”
Dat moet toch een heel ingrijpende stap zijn geweest?
Haest: “In zekere zin was het een verademing. Eindelijk kon ik ergens terecht waar ik geen slaag kreeg en er elke dag eten op tafel stond. Maar het was tegelijk heel zwaar. Ineens werden mijn broer, zus en ik uit elkaar getrokken. Omdat er te weinig plaats was bij de oudere groep, werd ik in een leefgroep met jonge kinderen geplaatst. De meesten waren twee of drie jaar. Elke avond zat ik dus naar afleveringen van Bumba en Piet Piraat te kijken. En de strips die daar lagen had ik op een week al uit. Ik ging wel nog altijd naar mijn oude school, waardoor ik bijna anderhalf uur onderweg was met de trein. Na school nog even afspreken met vrienden was geen optie. Ik voelde me daar volledig geïsoleerd. Op zo’n dag was er ook nauwelijks een uurtje tijd om even met mijn persoonlijke begeleider te praten.”
“De voorziening was een verademing. Eindelijk kon ik ergens terecht waar ik geen slaag kreeg en er elke dag eten op tafel stond. Maar ik voelde me wel volledig geïsoleerd”
Werd het beter, toen je in een oudere groep terechtkwam?
Haest: “Dat gebeurde op mijn veertiende. Toen kwam ik in dezelfde leefgroep als mijn broer terecht, maar onze relatie was op dat moment al volledig vertroebeld. Niet dat die voordien perfect was: hij sloeg me al als we nog thuis woonden. Maar toch was hij mijn enige houvast. Met bepaalde andere jongeren kwam ik wel overeen, maar iedereen leefde toch op zijn eigen eiland.”
Had je toen nog contact met je mama?
Haest: “Ja, maar dat was heel onstabiel. In bepaalde periodes ging ik volledige weekends, dan weer enkel op zaterdag en soms ook helemaal niet. Toen ik zestien was, en mijn broer achttien, kreeg ik de kans om net als hij terug te keren naar huis. Het was een heel moeilijke beslissing, maar ik heb er toen voor gekozen om in de voorziening te blijven. Wat me thuis uiteraard niet in dank werd afgenomen. Maar als ik zie waar ik vandaag sta, denk ik toch dat het de juiste keuze was. Sinds mijn 18e heb ik opnieuw contact met het thuisfront, maar voor mij voelt dat toch vooral als een verplicht nummer.”
Op je 14e ging je voor het eerst op kamp met vzw Lejo. Wat betekende dat voor jou?
Haest: “Ik had in de voorziening een brochure zien liggen en ben dan meegegaan naar een kamp in Duitsland. Dat is me heel goed bevallen, het was een toffe groep met fijne begeleiders. Ik besloot een animatorcursus te volgen, ook bij Lejo. Niet echt uit interesse, wel om even weg te zijn uit de voorziening. Maar ik moet toch een indruk hebben nagelaten, want nadien vroegen de mensen van Lejo of ik een van hun kampen mee wilde begeleiden. Normaal mocht dat pas vanaf 18 jaar en ik moest toen nog 16 worden, dus dat vond ik heel frappant. Die eerste keer is heel goed meegevallen en in de jaren nadien kreeg ik steeds meer verantwoordelijkheid. Bij Lejo voelde ik me voor het eerst gewaardeerd voor wie ik ben en wat ik doe. Er waren geen verwachtingen of doelstellingen, ik kon groeien op mijn eigen tempo.”
“Op mijn 16e kreeg ik de kans terug te keren naar huis. Ik heb er toen voor gekozen om in de voorziening te blijven. Als ik zie waar ik vandaag sta, denk ik dat het de juiste keuze was”
Voelde je toen al dat hier je toekomst lag?
Haest: “Op school volgde ik de richting Bouwtechnieken, maar rond mijn 17e wist ik al dat ik later een rol van betekenis wilde hebben voor andere jongeren. Op mijn 18e ben ik dan begonnen aan de opleiding Sociaal Werk, maar die heb ik helaas niet kunnen afwerken. Er kwam toen heel veel samen: ik moest alleen gaan wonen, waardoor mijn steunfiguren uit de voorziening wegvielen. En ik kreeg ook een leefloon van het OCMW. Door mijn uitstelgedrag had ik in mijn eerste jaar herexamens. Ik moest me dan gaan verdedigen voor een jury van het OCMW. Die gaf me de kans om toch aan mijn tweede jaar te beginnen. Na afloop had ik drie herexamens. Voor de zomer kreeg ik de goedkeuring van het OCMW, dus heb ik heel de maand juli hard geblokt. Tot ik begin augustus van het OCMW te horen kreeg dat mijn leefloon toch stopgezet werd. Ik moest dus op zoek naar werk.”
Dat moet een zware klap zijn geweest.
Haest: “Absoluut. Maar ik wilde niet bij de pakken blijven zitten. Ik ben bij een callcenter gaan werken, maar na twee jaar heb ik daar de brui aan gegeven. Dat was een energieslopende tijd: ik botste op cijfers en productiviteit, terwijl ik vooral mensen wilde helpen. Nadien heb ik een opleiding leefgroepenwerking gevolgd, waarna ik uiteindelijk bij Lejo kon beginnen.”
Kan je eens uitleggen wat Lejo precies doet?
Haest: “Het is een jeugdwerkorganisatie voor kwetsbare jongeren, gericht op leren door ervaring. We focussen vooral op vrije tijd, kampen, vorming en jeugdopbouw. Zelf ben ik educatief medewerker bij het team kampen en vrijwilligers. Een heel afwisselende en uitdagende job.”
“Ik had in de voorziening een brochure van Lejo zien liggen en ben dan meegegaan naar een kamp in Duitsland. Dat is me heel goed bevallen: een toffe groep met fijne begeleiders”
Wat wil jij voor jongeren betekenen?
Haest: “Ik wil hen een plek bieden waar ze zichzelf kunnen zijn en hun talenten kunnen ontplooien, vanuit hun eigen beleving. Ik hoef geen voorbeeldfiguur te zijn, maar als ervaringsdeskundige win ik natuurlijk iets makkelijker hun vertrouwen, omdat ik weet hoe het is om in een voorziening op te groeien. Daarom vind ik het bijvoorbeeld belangrijk om op onze kampen af te stappen van de vele regels en strakke structuren. Bij ons krijgen jongeren heel veel keuzevrijheid: als ze geen zin hebben in paintball, doen we dat ook niet. En als ze net wél een prijzige activiteit willen doen, zetten we samen een inzamelactie op poten.”
Vind je het niet moeilijk om telkens weer je eigen verhaal te delen?
Haest: “Eigenlijk niet. Ik beschouw het als een sterkte dat ik me kwetsbaar kan opstellen bij onze jongeren. Als jeugdwerker mag ik ook gewoon een luisterend oor zijn: we hoeven de problemen niet op te lossen. Dat is ook voor jongeren belangrijk. Ze kunnen hun verhaal delen en dat wordt gewoon aanvaard, niet elk detail belandt in een logboek.”
Jij werkte ook mee aan ‘Maak tijd vrij’, een project van De Ambrassade. Leg eens uit.
Haest: “Met dat project proberen we de brug te slaan tussen jeugdhulp en jeugdwerk. Vrije tijd is een heikel punt voor veel kwetsbare jongeren. Dat heb ik zelf ook ervaren. Toen ik nog thuis woonde, voetbalde ik. In de voorziening mocht ik dat ook doen, maar ik moest wel alles zelf betalen. Geloof me: met vijf euro zakgeld per week kom je niet ver. Op een bepaald moment kreeg ik ook vrije uren, maar ik kon onmogelijk naar mijn vrienden in Izegem. En ik had geen zin om zomaar wat rond te hangen in Wervik, dus ik maakte ook geen nieuwe vrienden. Daardoor heb ik me altijd heel geïsoleerd gevoeld. Tot op vandaag voel ik me nog vaak eenzaam.”
“Ik hoef geen voorbeeldfiguur te zijn, maar als ervaringsdeskundige win ik natuurlijk iets makkelijker het vertrouwen van jongeren”
Wat kunnen voorzieningen doen om jongeren meer te laten genieten van hun vrije tijd?
Haest: “Ik besef dat er vaak een tekort is aan personeel en middelen. Maar er zijn toch veel mogelijkheden: sportclubs, jeugdbeweging... Ga dus op zoek, ken je sociale kaart. En geef jongeren de kans om zelf te beslissen. Op onze kampen zien we regelmatig jongeren die tegen hun zin komen, wat uiteraard geen goede zaak is. Maar in de voorziening wil iedereen vakantiedagen en overuren opnemen, dus moeten de jongeren zoveel mogelijk naar kampen en zorgboerderijen.”
En welke tips heb je voor organisaties uit het jeugdwerk?
Haest: “Op financieel vlak worden al veel inspanningen geleverd. Maar we mogen niet verwachten dat wij iets organiseren en de jongeren zomaar zullen komen. We moeten ons voorstellen. Zelf ga ik regelmatig naar bewonersvergaderingen, zodat jongeren mijn gezicht al kennen. En ik heb in verschillende voorzieningen een contactpersoon. Daarnaast helpt het ook om positieve verhalen van jongeren te laten horen. Bij mij is jeugdwerk bijvoorbeeld zéér bepalend geweest, ik heb er zelfs werk gevonden. Dat hoeft natuurlijk niet, maar ik ben ervan overtuigd dat het heel waardevol kan zijn voor jongeren, zeker voor hun sociale netwerk.”
Heb je ook tips voor de jongeren zelf?
Haest: “Probeer je open te stellen voor nieuwe ervaringen. En wees niet bang om zélf een rol van betekenis te spelen. Maar vooral: doe het alleen als je er zin in hebt. Iedereen heeft recht op vrije tijd, daar mag je desnoods voor vechten. Maar het mag nooit een verplichting zijn.”
“Er zijn veel mogelijkheden voor vrije tijd: sportclubs, jeugdbeweging... Ga dus op zoek, ken je sociale kaart. En geef jongeren de kans om zelf te beslissen”
Heb je nog een boodschap voor onze nieuwe ministers van Welzijn en Jeugd, Wouter Beke en Benjamin Dalle?
Haest: “Probeer toch wat meer financiële ruimte vrij te maken voor het jeugdwerk. Nu is het heel moeilijk om nieuwe initiatieven uit de grond te stampen, omdat er zoveel bespaard wordt. En dat terwijl jeugdwerk geen overbodige luxe is: het kan een heel grote rol van betekenis spelen in het leven van kwetsbare jongeren.”
Tot slot: hoe zie jij je eigen toekomst?
Haest: “Op dit moment sta ik met beide voeten in de praktijk, wat ik nu heel fijn vind. Maar ik ben ook ambitieus: op een dag wil ik mee aan tafel zitten om beleidsbeslissingen te nemen. Ik voel veel goesting en ambitie om zoveel mogelijk jongeren te laten groeien in hun sterktes.”