Sarah Van Gysegem (Gezinsbond) pleit voor meer openheid bij seksuele opvoeding

Informeren en begeleiden werkt beter dan verbieden, ook in voorzieningen
Sarah Van Gysegem is redacteur opvoedingsondersteuning bij de Gezinsbond. In haar laatste boek ‘Digitaal ontmaagd’ pleit ze voor meer openheid. “Wees maar zeker dat elke tiener in contact komt met sexting of internetporno. Als ouder of opvoeder is het dus je plicht om erover te praten. Maar doe het wel met humor en relativeringsvermogen.”
Hoe ziet jouw persoonlijke parcours eruit?
Sarah Van Gysegem: “Ik ben taalkundige: eerst studeerde ik Germaanse Filologie en nadien volgde ik nog een bijkomende opleiding Journalistiek. Eigenlijk wilde ik maar één ding: schrijven over mensen. Toen ik een vacature zag voor redacteur bij de Gezinsbond, leek dat me ideaal. Ik kende die organisatie niet goed, maar ze straalde wel degelijkheid en betrouwbaarheid uit. Ik was toen nog gratis lid, omdat ik een jaar eerder mijn eerste kind had gekregen. De week voor die sollicitatie heb ik dus maar snel mijn eerste lidgeld betaald (lacht).”
Hoe zie je de rol van de Gezinsbond nu?
Van Gysegem: “Op nationaal niveau doen we heel veel belangrijk lobbywerk, rond ouderschapsverlof en het Groeipakket bijvoorbeeld. We hebben een studiedienst die mooi werk levert, we bieden kortingen en voordelen aan gezinnen... Maar op lokaal niveau vind ik het vooral mooi om te zien hoe de Gezinsbond letterlijk mensen bij elkaar brengt. Er zijn zoveel fijne activiteiten, lezingen, tweedehandsbeurzen. Onze samenleving was jarenlang vooral gericht op zelfontplooiing en zelfverrijking, maar nu zie je een duidelijke tegenbeweging: mensen willen elkaar helpen en gaan op zoek naar warmte. Dat proberen wij op alle niveaus te ondersteunen, ook in onze publicaties.”
Als redacteur werk jij rond opvoedingsondersteuning. Wat is jouw visie daarop?
Van Gysegem: “Ik vind het vooral belangrijk om zo weinig mogelijk met een belerend vingertje te zwaaien. Wij willen ouders versterken, maar hen toch ook overtuigen dat ze hun buikgevoel mogen volgen. Mensen worden vandaag met zoveel opvoedingstheorieën om de oren geslagen, dat ze onzeker worden. Vroeger voedden mensen hun kinderen op zoals hun eigen ouders dat hadden gedaan, of zoals iedereen in het dorp. Nu is er veel meer kennis, en dat is een goede zaak, maar ouders weten het soms niet meer. Wij willen vooral bevestiging geven, en wat eenvoudige handvaten. Al zullen we bij echte problemen natuurlijk ook doorverwijzen naar professionele hulp.”
Vroeger voedden mensen hun kinderen op zoals hun eigen ouders, of zoals iedereen in het dorp. Nu is er veel meer kennis, en dat is een goede zaak, maar ouders weten het soms niet meer
Is het taboe op die professionele hulp nog altijd groot?
Van Gysegem: “Ik vrees van wel. Ik praat geregeld met ouders van kinderen met problemen, en het duurt vaak lang voor ze daarmee naar buiten durven te komen. Onze maatschappij is heel prestatiegericht: toegeven dat je hulp nodig hebt, is heel moeilijk. De druk op ouders en kinderen is zo groot: er zijn veel meer mogelijkheden en prikkels, dus probeer daar maar eens aan te weerstaan. Zelf ben ik opgegroeid in een dorp. Ik volgde Latijn-Wiskunde, ook al was ik een talenknobbel. Maar in mijn school was nu eenmaal geen talenrichting. Nu gaan ouders koortsachtig op zoek naar dé perfecte school en dé perfecte hobby, ook al moeten ze daarvoor heel lang rijden. Je moet ook al sterk in je schoenen staan om daar niet aan toe te geven. Om nog te zwijgen van sociale media: mijn ouders moesten zich enkel zorgen maken over het overmatige tv- of telefoongebruik van hun kinderen. Dat is nu wel anders.”
Je zei net dat ouders bijna verdrinken in de opvoedingstheorieën. Is het dan niet ironisch dat je zelf al twee opvoedingsboeken schreef?
Van Gysegem: “Misschien wel. (lacht) Maar ik probeer toch het verschil te maken met humor en relativeringsvermogen. Mijn boeken zijn zeker geen ‘opvoedbijbels’. Ik geef gewoon ideetjes mee die misschien kunnen helpen. Maar misschien ook niet: probeer dan gerust iets anders. En ik put ook vaak uit mijn persoonlijke leven. Mijn eerste boek, Typisch tieners, verscheen drie jaar geleden. Toen had ik zelf twee tieners in huis, wat me zeker heeft geholpen. Want ja: die van mij rollen óók met hun ogen, spreken ook tegen en komen ook al eens zat thuis. C’est la vie.”
Onlangs verscheen je tweede boek: Digitaal ontmaagd. Waarom heb je dat geschreven?
Van Gysegem: “De Gezinsbond heeft een goede website, ‘Veilig online’, waarop ook een luik staat rond seksualiteit en relaties. Daar wordt zeer vaak op geklikt, maar er worden opvallend weinig infoavonden over geboekt. Er is dus zeker nog veel gêne. Dat merk ik ook tijdens mijn lezingen: als het over sexting gaat, zijn er ouders – vooral vaders – die letterlijk hun oren bedekken. Terwijl één ding zeker is: elk kind zal online een seksuele ontdekkingstocht beleven. Dus moet je er als ouder over praten, net zoals je bijvoorbeeld ook over alcohol moet praten.”
Mijn boeken zijn zeker geen ‘opvoedbijbels’. Ik geef gewoon ideetjes mee die misschien kunnen helpen
Met zo’n boek bereik je natuurlijk een publiek dat hier al voor openstaat. Hoe kun je deze boodschap overbrengen aan kwetsbare gezinnen?
Van Gysegem: “Dat blijft een probleem, maar vanuit de Gezinsbond zoeken we hard naar oplossingen. Door ons taalgebruik aan te passen, door acties te doen voor allochtone gezinnen, door korting te geven op het lidgeld... Maar het is niet evident. Op mijn lezingen zie ik ook vooral ouders die heel bewust met hun kinderen bezig zijn. Dat hoor ik ook van leerkrachten: de ouders die zij écht willen zien op het oudercontact, dagen zelden op. Ik probeer mijn steentje bij te dragen door heel veel interviews te geven over dit boek, in de hoop een zo breed mogelijk publiek te bereiken. En binnenkort heb ik voor het eerst een lezing in een school van het buitengewoon secundair onderwijs. Daar ben ik gevraagd omdat mensen intussen weten dat ik heel laagdrempelig werk.”
Op de cover van Digitaal ontmaagd staat expliciet dat je je richt op ouders én opvoeders. Kunnen zij je tips ook gebruiken?
Van Gysegem: “Uiteraard. Opvoeders uit de jeugdhulp hebben een andere relatie met jongeren dan ouders, maar de basis is hetzelfde. Informeer jongeren, praat met hen, creëer een vertrouwensband. Probeer hen niet onnodig bang te maken, maar waarschuw wel voor bepaalde gevaren. Neem nu sexting: veel ouders en opvoeders zijn daar bang voor. Té bang, denk ik. Want horrorverhalen blijven gelukkig heel zeldzaam. Geef jongeren gewoon wat duidelijke do’s en don’ts mee: als je een liefje hebt en je krijgt goesting om wat bloot te laten zien, dan snap ik dat je wel eens een pikante foto doorstuurt. Maar zorg dat je hoofd er niet opstaat en dat de achtergrond onherkenbaar is. Wis die foto’s nadien ook. En stuur ze zeker niet door. Want dat is natuurlijk het gevaar van sexting: dat foto’s gedeeld worden met anderen, waardoor ze tot pestgedrag en zelfs afpersing kunnen leiden. Op dat vlak moeten ouders en opvoeders jongeren zeker goede manieren leren. Maar verder is sexting iets heel onschuldigs. Ik vergelijk het vaak met de fietsenstalling van vroeger: jongeren van vorige generaties lieten hun lief daar stiekem wat bloot zien, nu doen ze dat met hun smartphone. Dat koudweg verbieden heeft geen enkele zin.”
Maar kwetsbare jongeren hebben misschien toch wat extra bescherming nodig?
Van Gysegem: “Zeker. Daarom moeten zij extra goed geïnformeerd worden. Onlangs interviewden we een leerkracht uit het buitengewoon onderwijs. Zij vertelde dat negen op de tien ruzies op de speelplaats over sociale media gaan. Die tieners willen natuurlijk ook op Instagram uitdagende foto’s plaatsen, maar zij kunnen de grenzen nog moeilijker inschatten. Als je daar in het ‘echte leven’ al problemen mee hebt, wordt het online extra moeilijk. Er zitten tijdens mijn lezingen regelmatig leerkrachten en opvoeders in de zaal en ik merk dat mijn tips ook voor hen vaak heel zinvol zijn.”
Opvoeders uit de jeugdhulp hebben een andere relatie met jongeren dan ouders, maar de basis is hetzelfde. Informeer jongeren, praat met hen, creëer een vertrouwensband
Ook internetporno is iets waar ouders en opvoeders van wakker liggen. Terecht?
Van Gysegem: “Ik moet toegeven dat ik zelf ook geschrokken ben. Ik ben geen pornokijker, maar tijdens de research voor mijn boek heb ik eens gedaan wat veel 9- of 10-jarigen zouden doen: SEX (met x) intikken op Google. Dan krijg je meteen porno. En niet van de braafste soort. Ga er dus maar vanuit dat elk kind, zodra het kan Googlen, zulke dingen te zien krijgt. Dat kun je niet vermijden. Nee, ook niet met filters: dan gaat het gewoon bij een vriendje kijken. En het zal wellicht zelf ook schrikken. Maar het zal het jou niet komen vertellen. Dus moet je er zelf over beginnen. Benadruk dat porno geen normaal beeld van seksualiteit is, dat niet elke vrouw graag vernederd wordt, dat liefde een belangrijke rol speelt... Dan zal een kind uiteindelijk wel begrijpen hoe fake het allemaal is.”
En moet je als ouder of opvoeder bang zijn voor tienerpooiers?
Van Gysegem: “Bij kwetsbare jongeren, in een voorziening bijvoorbeeld, moet je zeker extra alert zijn. Maar anderzijds wil ik toch benadrukken dat het een heel uitzonderlijk fenomeen blijft. In de media verschijnen veel verhalen, waardoor ouders een beetje paranoide worden. Maar de meeste tieners lopen geen enkel gevaar. Zeker als je hen wat advies geeft. Het is normaal dat ze al eens chatten met onbekenden. Maar meteen afspreken is geen goed idee. En als ze dat wél doen, dan zeker op een openbare plaats en met een vriend of vriendin erbij.”
Veel ouders en opvoeders willen toch graag de controle behouden. Een foute mentaliteit?
Van Gysegem: “Vertrouwen lijkt mij de beste basis tussen kinderen en hun ouders of opvoeders. Als een kind weet dat jij zijn smartphone stiekem controleert, zal het nooit meer spontaan met je praten. En als een tiener dan toch dichtklapt, kun je alleen maar proberen om zelf nabij te blijven. Toon dat je bezorgd bent, met een berichtje of een briefje onder de deur. Tieners wringen zich los, maar soms iets te hard. Als ouder of opvoeder mag je dan niet te koppig zijn: het is jouw taak om verbinding te blijven zoeken.”
Tijdens de research voor mijn boek heb ik eens gedaan wat veel 9- of 10-jarigen zouden doen: SEX (met x) intikken op Google. Dan krijg je meteen porno. En niet van de braafste soort
Je hamert erop dat opvoeders en ouders openlijk moeten praten met kinderen en jongeren. Maar voor velen blijft dat moeilijk.
Van Gysegem: “Dat is ook logisch: veel mensen van mijn generatie hebben met hun ouders nooit over seks gepraat. Maar aanvaard gewoon dat het soms gênant zal zijn, zowel voor jou als voor jongeren. Toen ik voor het eerst condooms had gekocht voor mijn kinderen – op hetzelfde moment dat ik een leesbril kocht voor mezelf: dát is oud worden – heb ik hen lachend gewaarschuwd dat er een gênant moment zat aan te komen. ‘Jongens, er staan nu condooms in de badkamer. Gebruik ze gerust, ik zal ze niet natellen. En als jullie nog iets willen vragen, doe het gerust. Dat mag ook via whatsapp.’ (lacht) En er zijn natuurlijk ook veel dagelijkse momenten die je kunt aangrijpen: hoor je op de radio een bericht over condoomgebruik, praat daar dan even over. Hetzelfde als er een vleugje seks is op televisie: vlucht niet naar de keuken, maar maak er een luchtig gesprekje van. Zo ontstaat een sfeer van openheid, waardoor tieners weten dat ze bij jou terechtkunnen.”
Mogen opvoeders in een voorziening ook een pot condooms klaarzetten?
Van Gysegem: “Met kwetsbare jongeren moet je altijd extra voorzichtig zijn. Maar alle onderzoeken tonen aan dat je de stappen in iemands seksuele carrière niet kunt versnellen door te informeren of de mogelijkheden te scheppen. Het is dus niet omdat er condooms voorradig zijn, dat een jongere ook sneller met iemand zal vrijen. Integendeel. Ik denk dat die openheid in een voorziening net zo goed werkt als in een gewoon gezin. Want op plaatsen waar een taboesfeer heerst over seks, is de kans op misbruik en wantoestanden veel groter. Taboes gaan gepaard met frustraties en onzekerheden: als jongeren dan de kans krijgen om stiekem seks te hebben, zullen ze die veel sneller grijpen. Maar als er ruimte en openheid is, nemen ze hun tijd.”
Het is niet omdat er condooms voorradig zijn, dat een jongere ook sneller met iemand zal vrijen. Integendeel. Ik denk dat die openheid in een voorziening net zo goed werkt als in een gewoon gezin
In voorzieningen gelden vaak strenge regels rond internetgebruik en sociale media. Terecht?
Van Gysegem: “In principe heeft elke jongere daar recht op. Maar ik begrijp natuurlijk dat het in voorzieningen soms moeilijk is. Opvoeders zijn verantwoordelijk voor een grote groep kwetsbare tieners, die ze zo goed mogelijk willen beschermen. Ik snap dat volledig. Veel ouders hebben die reflex ook. Maar ik denk dat het beter is om jongeren goed te informeren en te begeleiden, dan om alles te verbieden. Het is nu eenmaal een realiteit die niemand kan tegenhouden.”