Tim Stroobants, directeur Vlaams Expertisecentrum Kindermishandeling: "We moeten kinderen weer een stem geven"
We moeten kinderen weer een stem geven
Tim Stroobants is sinds midden 2019 directeur van het Vlaams Expertisecentrum Kindermishandeling (VECK). Daarvoor werkte hij vijf jaar bij Kind en Gezin. Nu wil hij praktijk, beleid en wetenschap met elkaar verbinden in de strijd tegen kindermishandeling.
Kan je eerst even je eigen parcours schetsen?
Tim Stroobants: “Ik heb psychologie gestudeerd aan de VUB en had nadien het grote geluk dat ik kon blijven werken op de universiteit. Toen ben ik voor het eerst met jeugdhulp in aanraking gekomen. Ik voerde er onder meer praktijkgericht onderzoek naar thuisbegeleidingsdiensten: heel verrijkend. Na vijf jaar liep dat project af en kon ik beginnen als beleidsmedewerker bij Kind en Gezin, op de afdeling preventieve gezinsondersteuning. Daar kon ik het beleid rond jeugdhulp mee vormgeven, binnen het zeer diverse aanbod van Kind en Gezin en samen met heel wat andere jeugdhulpsectoren.”
Waarom heb je de stap naar het Vlaams Expertisecentrum Kindermishandeling gezet?
Stroobants: “Ik begon de praktijk toch te missen na tien jaar theoretisch werk – eerst vijf jaar aan de universiteit, dan vijf jaar bij Kind en Gezin. Ik ben onlangs gestart als zelfstandig psycholoog. Dat doe ik nu ongeveer één dag per week. Daarnaast kon ik ook beginnen als directeur bij het Vlaams Expertisecentrum Kindermishandeling. Hier krijg ik te maken met een heel zware, ingrijpende problematiek. Maar die is zeer boeiend, omdat veel breuklijnen uit de samenleving erin samenkomen.”
“Voor kindermishandeling bestaat geen eenvoudige verklaring of oplossing, er spelen enorm veel factoren mee. En er is nog veel braakliggend terrein. Daar mijn schouders mee onder zetten, is een enorme uitdaging.”
Wat wil je hier precies betekenen?
Stroobants: “Het Expertisecentrum is de Vlaamse partnerorganisatie van de zes Vertrouwenscentra Kindermishandeling. Die directe link met de praktijk is essentieel in alles wat wij doen. Zelf wil ik de verbinding tussen praktijk, beleid en wetenschap nog sterker maken, om heel concrete meerwaarde te bieden.”
“Het doel is dat iedereen in de samenleving zich in staat voelt om iets te doen tegen kindermishandeling. Want het is niet zo moeilijk om ongerust te zijn, wél om in zulke onzekere situaties daadkrachtig te handelen.”
Veel mensen – gewone burgers en professionals – kampen met ‘handelingsverlegenheid’. Wat kunnen zij doen?
Stroobants: “Het is menselijk om te twijfelen, want het gaat vaak om heel heftige, emotioneel beladen situaties. Soms er is net veel onzekerheid over wat er gaande is of is er tegenstrijdige informatie. Mensen vragen zich af of hun gevoelens wel kloppen, of ze wel iets mógen zeggen, of ze de situatie niet zullen verergeren enzovoort. “
“Om het makkelijker te maken, hebben we in een project voor de kinderopvang de vrij eenvoudige ABC-regel ontwikkeld: heb er Aandacht voor, Bespreek het met je omgeving – collega’s, leidinggevende of een vertrouwenscentrum bijvoorbeeld – en Communiceer altijd met het kind en andere betrokkenen. Ik voeg er zelf ook nog graag de D van daadkracht aan toe. De aanpak moet immers altijd resultaatsgericht zijn.”
“Maar naast dat soort ‘tools’ wil ik iets bereiken dat nog veel belangrijker is: dat het kind weer centraal staat en zijn of haar verloren stem terugkrijgt binnen hulpverlening en justitie. Dat lijkt basaal, maar we zijn het een beetje uit het oog verloren. Een kind dat kindermishandeling meemaakt, loopt trauma’s op die hersteld moeten worden. Vergelijk het met brand en schade: ook daar is de wederopbouw het uiteindelijke doel, maar het moeilijkste om te realiseren. Een veiligheidslint en stutten plaatsen, is makkelijker en ook belangrijk, maar volstaat niet. Je hebt hulpverleners nodig die naar de brand toe lopen en die weten wat ze moeten doen om herstel te realiseren.”
“Het is fijn om vast te stellen dat de Vertrouwenscentra daar al heel sterk in zijn. Zo ontvingen zij na het nieuws over de besparingen (in december 2019 raakte bekend dat de Vlaamse Regering 92.000 euro zal besparen op de Vertrouwenscentra, red.) heel veel steunbetuigingen van betrokkenen en die zeiden bijna allemaal hetzelfde: bedankt om ons serieus te nemen, naar ons te luisteren en ons opnieuw te leren spreken over wat gebeurd is.”
“Om een complex probleem zoals kindermishandeling aan te pakken, moet je op maat werken en een zekere flexibiliteit hebben. Alleen dan krijg je betere resultaten. Ik hoop dat de focus weer daarop gaat liggen.”
Alles staat of valt met een zorgzame samenleving,
waarin burgers zich warm, zorgend en betrokken opstellen
Rond kindermishandeling circuleren veel verschillende cijfers. De federale politie krijgt tien meldingen per dag, bij de Vertrouwenscentra Kindermishandeling daalt het aantal meldingen (130 uniek gemelde minderjarigen per week) en bij 1712 stijgt het.
Stroobants: “Het is belangrijk om te weten dat 1712 een samenwerking is tussen de Vertrouwenscentra en CAW: ongeveer 60 procent van de meldingen gaan over kindermishandeling. Vermoedelijk is er dus wel degelijk een (beperkte) stijging van het aantal meldingen, alleen verlopen die nu meer via 1712.”
“Maar hoe dan ook: wat cijfers betreft, varen we in Vlaanderen helaas blind. We weten niet hoe groot het probleem is en hoe het evolueert. Dat is iets waar het beleid zo snel mogelijk werk van moet maken: breng iedereen die cijfers heeft samen, zodat we tenminste een basis hebben om ons werk te evalueren. In Nederland is er de periodieke ‘Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van Kinderen en Jeugdigen’, die de cijfers rond kindermishandeling in kaart brengt. Die rapporten zijn niet feilloos, maar het is tenminste iéts.”
“Maar goed, als we naar de versnipperde Vlaamse cijfers kijken, zien we dat het fenomeen kindermishandeling vrij stabiel blijft, wat me natuurlijk zorgen baart. Internationaal gezien is een van de meest conservatieve schattingen dat drie tot vijf procent van de kinderen te maken krijgt met zeer ernstige vormen van kindermishandeling. Als je dat cijfer doortrekt naar Vlaanderen en Brussel, zijn dat veertig- tot vijftigduizend kinderen. Dat is een middelgrote stad in Vlaanderen! En toch lijkt in onze samenleving de sense of urgency te ontbreken om daar echt iets aan te doen.”
Wat zijn de belangrijkste risicofactoren voor kindermishandeling?
Stroobants: “Het is altijd een samenloop van factoren. Maar de grote gemene deler blijkt toch stress: als ouders spanning voelen, om welke reden dan ook, stijgt de kans op geweld en verwaarlozing. Dat kan komen door relatieproblemen, moeilijkheden op het werk, financiële noden, ... Maar je moet het ook op macroniveau bekijken: als het economisch slecht gaat, stijgt de kans evenzeer. Het is een complex systemisch probleem. Om het op te lossen, moet je inspelen op het hele systeem.”
Kan kindermishandeling ooit de wereld uit worden geholpen?
Stroobants: “Ons absolute streven is – net als de internationale doelstelling – een geweldloze samenleving. Maar je moet met kleine stapjes beginnen. Alles staat of valt met een zorgzame samenleving, waarin burgers zich warm, zorgend en betrokken opstellen. Als je dat doet, kan je zorgfiguren veel makkelijker aanspreken vanuit een bepaalde bezorgdheid. Het is niet de bedoeling om naar een verklikmaatschappij te evolueren, wel naar een maatschappij waarin we niet wegkijken. En als je met ouders in moeilijkheden praat, zal je vaak merken dat ze zelf vragende partij zijn voor verandering.”
Wordt kindermishandeling genoeg bestraft?
Stroobants: “Als hulpverleners is het natuurlijk niet onze taak om bestraffing na te streven. In de eerste plaats willen we kindermishandeling stoppen en weer een veilige situatie creëren. Van daaruit kunnen we dan op zoek naar herstel. Als cliënten vragende partij zijn om gerechtelijke stappen te ondernemen, zullen de Vertrouwenscentra hen uiteraard ondersteunen. Maar als er genoeg garanties zijn voor veiligheid, gaan ze niet uit zichzelf doorverwijzen naar het parket.”
“In deze maatschappij verwachten mensen vaak strenge straffen, alsof ze vooral zelf gerustgesteld willen worden: zolang de daders opgesloten zitten, zijn de kinderen veilig. Maar door iemand te straffen, creëer je nog geen herstel. En dat is cruciaal.
De impact van kindermishandeling op kinderen en hun omgeving is zó groot. Het heeft gevolgen voor de hersenontwikkeling, de emotionele stabiliteit, de kansen op school, het vertrouwen in anderen, ... Het DNA van kinderen kan zelfs veranderen, waardoor het over de generaties heen doorwerkt. Daarom is het zo belangrijk om kinderen hun verhaal te laten vinden en nieuwe trauma’s te vermijden.”
“Maar dat neemt niet weg dat een goede samenwerking tussen hulpverleners, politie en justitie zeer belangrijk is. We hebben al een hele weg afgelegd – tien jaar geleden werd je vanuit de hulpverlening nog scheef bekeken als je informatie uitwisselde met politie of justitie – maar dat kan zeker nog beter.”
Kinderen hebben weinig boodschap aan medelijden, ze verdienen oplossingen
Vinden betrokkenen hun weg wel in het hulplandschap, met de Vertrouwenscentra Kindermishandeling, CGG’s, CLB’s, hulplijn 1712, …? Zou één toegangspunt niet beter zijn dan al die versnippering?
Stroobants: “Ik vind het jammer dat we in Vlaanderen blijkbaar vergeten zijn dat die diversiteit net een rijkdom is. Op organisatorisch niveau valt er misschien wat efficiëntiewinst te halen, maar anderzijds heb je al die diverse partners wel nodig als je nabije, vroegtijdige hulp wilt. Een CGG werkt vanuit een heel andere ooghoek dan een CLB, maar ze kunnen allebei helpen in de strijd tegen kindermishandeling. Meer nog: ik denk dat we nog veel meer spelers kunnen betrekken. Neem nu deurwaarders, om eens een atypisch voorbeeld te nemen: die zien heel veel moeilijke situaties, maar leggen waarschijnlijk zelden de link met jeugdhulp.”
Vanaf 11 februari start op Canvas de docureeks ‘Als je eens wist’ van Hilde Van Mieghem. Een goede vorm van sensibilisering?
Stroobants: “Daar ben ik van overtuigd. Als expertisecentrum kun je wel cijfers en ideeën op de wereld loslaten, maar niets is zo treffend als verhalen. En tegelijk is niets zo kwetsbaar. De documentaire is gelukkig heel sober en mooi gebracht, maar je mag niet blind zijn voor de gevolgen: de omgeving van de getuigen zal niet altijd blij zijn met die verhalen. We moeten er dus heel omzichtig mee omspringen.”
Drie jaar geleden werd de ‘kindreflex‘ gelanceerd in de geestelijke gezondheidszorg. Wat is dat precies?
Stroobants: “Dat is een heel eenvoudig instrument, gebaseerd op de ‘kindcheck’ uit Nederland. Het komt erop neer dat hulpverleners die met volwassenen werken, leren om meer aandacht te hebben voor de aanwezigheid van kinderen en daarover het gesprek aan te gaan. Ze krijgen een aantal eenvoudige handvaten om hun cliënten te ondersteunen in hun rol als ouder, om een rustig gezinsklimaat te herstellen, andere professionals te betrekken en als ze ongerust zijn verdere stappen te zetten. Intussen is dat uitgerold binnen de geestelijke gezondheidszorg en die sector is alvast erg positief. Ik las dat minister Beke de ambitie heeft om de kindreflex verder uit te breiden. Dat zou een heel goede zaak zijn.”
Zie je nog hoopgevende signalen?
Stroobants: “Jazeker. In de beleidsbrief van minister Beke lees ik bijvoorbeeld dat hij een meer geïntegreerd beleid wil rond grensoverschrijdend gedrag. En het plan om kwetsbare zwangeren te begeleiden, vind ik ook zeer zinvol. Maar nu moet het allemaal nog concreet gemaakt worden.”
Nog even eindigen met een persoonlijke noot: hoe moeilijk is het om al die schrijnende verhalen van je af te zetten?
Stroobants: “Voor mij persoonlijk valt dat mee omdat ik meer op Vlaams niveau actief ben. De mensen die in de Vertrouwenscentra werken, worden dagelijks geconfronteerd met zeer ernstige problemen. Ik vind het vooral belangrijk dat zij goed omkaderd worden. Soms zie of hoor ik natuurlijk dingen die me persoonlijk aangrijpen. Maar dan maak ik vrij snel de switch: wat kunnen we hier structureel aan doen? Kinderen hebben weinig boodschap aan medelijden, ze verdienen oplossingen.”