Is een reactie mogelijk op grond van het decreet jeugddelinquentierecht voor minderjarigen onder twaalf jaar?

Pleegt een minderjarige onder twaalf jaar ‘strafbare feiten’ dan is er geen reactie op grond van het decreet betreffende het jeugddelinquentierecht mogelijk. Het decreet bepaalt: op kinderen jonger dan twaalf jaar die een delict plegen of ervan verdacht worden, rust een vermoed van niet-verantwoordelijkheid (artikel 4). Op basis van het decreet kunnen wel gedwongen, begeleidende maatregelen worden genomen bij een verontrustende situatie.

De ondergrens voor een reactie op grond van het decreet jeugddelinquentierecht is vastgelegd op twaalf jaar . Hiermee wordt gevolg gegeven aan artikel 40 van het Internationale Verdrag van de Rechten van het Kind (IVRK) die de lidstaten uitnodigt een minimumleeftijd vast te stellen onder dewelke kinderen niet in staat worden geacht een strafbaar feit te begaan. Dit ligt in lijn met de gemiddelde minimumleeftijd in andere Europese landen. Zo hanteren Noorwegen en Denemarken een ondergrens van 15 jaar, in Duitsland 14 jaar, Frankrijk 13 jaar en Nederland ook 12 jaar.

Op basis van de gepleegde feiten kan men doorverwijzen naar de vrijwillige jeugdhulpverlening (decreet integrale jeugdhulp). Dit kan bijvoorbeeld door een oriëntatie naar een rechtstreeks toegankelijk jeugdhulpaanbod of door aanmelding van situaties met een vermoeden van maatschappelijke noodzaak bij een gemandateerde voorziening.

Is er nood aan gedwongen hulpverlening? Het Openbaar Ministerie kan de zaak dan doorverwijzen naar de jeugdhulpverlening op grond van artikel 41 1° van het decreet integrale jeugdhulp. Bij een doorverwijzing door een gemandateerde voorziening naar het parket kan de jeugdrechter worden ingeschakeld bij gebrek aan vrijwilligheid. Bij een hoogdringende situatie wordt de jeugdrechter onmiddellijk ingeschakeld op grond van artikel 47 2° van het decreet integrale jeugdhulp.