Duur van de voorbereidende rechtspleging en duur van de maatregelen?

Duur van de voorbereidende rechtspleging

De voorbereidende rechtspleging wordt zo kort mogelijk gehouden om de rechtswaarborgen van de minderjarige te verzekeren. Alle actoren die betrokken zijn bij het decreet zijn hier mee verantwoordelijk voor. De maatregelen die tijdens deze voorbereidende fase worden opgelegd, dienen om tijdens de rechtspleging, en in afwachting van de beslissing ten gronde, een onderzoeksmaatregel of maatregel van bewaring te kunnen uitvoeren voor de minderjarige.

Volgens het Openbaar Ministerie en de jeugdrechters is een vonnis op zes maanden niet haalbaar. Tussen het einde van de onderzoeksfase en het vonnis ten gronde is er nog de periode van de dagvaardingstermijn (tijd nodig om een dagvaarding op te maken) en de behandeling van de zaak.

Via het wijzigingsdecreet van 17 juli 2020 (inwerkingtreding op 17 augustus 2020) wordt de maximale duur van de voorlopige rechtspleging daarom principieel vastgelegd op maximaal negen maanden. De  voorbereidende rechtspleging start met de vordering van het openbaar ministerie tot en eindigt met het vonnis van de jeugdrechtbank. Het verduidelijkt dat de dagvaardingstermijn in de termijn van de voorbereidende rechtspleging is inbegrepen.

De termijn van de voorbereidende rechtspleging wordt geschorst:

  • tussen de datum van neerlegging van de akte van hoger beroep en de datum van de uitspraak van het arrest;
  • voor de duur van het uitstel tussen de inleidende zitting en het in beraad nemen van de zaak.

Ook wanneer tijdig wordt gedagvaard, maar de zaak niet op de inleidende zitting kan behandeld worden omwille van uitstel op verzoek van de minderjarige, zijn ouders of opvoedingsverantwoordelijken, de advocaat of de jeugdrechter, moet de continuïteit van de maatregel gegarandeerd kunnen worden.

Het beperken van de voorbereidende fase tot maximaal negen maanden wordt als uitgangspunt vooropgesteld.

De uitzonderingen voor verlenging van de voorbereidende rechtspleging per maximaal 3 maanden , worden decretaal expliciet aangegeven en moeten gemotiveerd worden na de minderjarige verdachte, zijn ouders of zijn opvoedingsverantwoordelijken te hebben opgeroepen:

1° het onderzoek naar de feiten of een deskundigenonderzoek naar de persoonlijkheid van de minderjarige verdachte is nog niet afgerond;
2° het jeugddelict waarvan de minderjarige verdacht wordt, is een feit dat, als het zou zijn gepleegd door een meerderjarige, in de zin van het Strafwetboek of de bijzondere wetten, een opsluiting van vijf jaar of een zwaardere straf tot gevolg kan hebben.

De voorbereidende rechtspleging kan maximaal twaalf maanden bedagen als één voorwaarde is vervuld. Zijn beide vervuld? Dan is de termijn maximaal twee jaar. Na die twee jaar kan er maximaal per maand opeenvolgend verlengd worden. De jeugdrechter beslist of dit noodzakelijk is en motiveert deze beslissing nadat de minderjarige, zijn ouder(s) of opvoedingsverantwoordelijke zijn opgeroepen.

Duur en verlenging van de maatregelen tijdens de voorbereidende rechtspleging

Duur

De duur van een voorwaarde of ambulante maatregel bedraagt volgens de letter van het decreet maximaal één jaar. Gelet op de principiële duur van de voorbereidende rechtspleging van maximaal 9 maanden, alsook de finaliteit van de maatregelen tijdens de voorbereidende rechtspleging (onderzoeksfase met een ‘oriënterende invulling en uitvoering) kan een alternatieve maatregel initieel echter maximaal worden opgelegd voor de duur van de voorbereidende rechtspleging, dus voor 9 maanden.

De verlenging na negen maanden is niet automatisch, ook niet bij zware feiten. Artikel 21 § 2, vierde lid bepaalt dat er voor het verstrijken van de negen maanden een gemotiveerde beschikking van de jeugdrechter nodig is voor de verlenging van de voorlopige rechtspleging. In dezelfde beschikking wordt ook de maatregel verlengd.

Vanuit dat oogpunt werd met de magistratuur de werkafspraak gemaakt om het naleven van voorwaarden of een ambulante maatregel in de praktijk op te leggen vanaf de datum van de beschikking en maximaal totdat de voorbereidende rechtspleging is verstreken.

Na het verstrijken van negen maanden zijn er dus twee opties:

  1. De duur van de voorlopige rechtspleging wordt verlengd door één van de decretale uitzonderingsgronden. De maatregel kan dan ook verlengd worden per periode van maximaal drie maanden.
  2. De duur van de voorlopige rechtspleging wordt niet verlengd en de maatregel vervalt. Er kan enkel nog ten gronde worden gereageerd.

Het toevertrouwen van een minderjarige verdachte aan een forensische kinder- en jeugdpsychiatrische afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis, kan initieel voor een termijn van maximaal zes maanden.

Voor plaatsingen in een gemeenschapsinstelling blijft, tot op het moment van de inwerkingtreding van de bepalingen over de gesloten oriëntatie en de gesloten begeleiding, de regeling op basis van de Jeugdbeschermingswet 1965. , (inclusief de termijn en verlenging[1]). Als de gesloten begeleiding in werking treedt, kan deze maximaal per 3 maanden worden opgelegd;

Verlenging

Zolang de voorbereidende rechtspleging duurt, kan de jeugdrechter een lopende maatregel verder laten lopen of verlengen volgens de modaliteiten en de termijnen die decretaal expliciet zijn aangegeven.

Nadat de minderjarige verdachte, zijn ouder(s) of zijn opvoedingsverantwoordelijken zijn opgeroepen kan een maatregel dan worden verlengd met een bijzondere gemotiveerde beslissing. Binnen de termijn van maximaal twee jaar vanaf de vordering, vermeld in artikel 14, kan de maatregel maximaal per drie maanden opeenvolgend worden verlengd. Na deze termijn kan de maatregel maximaal per maand opeenvolgend verlengd worden.

Opm. Voor plaatsingen in een gemeenschapsinstelling blijft, tot aan de inwerkingtreding van de gesloten begeleiding van maximaal drie maanden opeenvolgend, de huidige regeling in de Jeugdbeschermingswet van toepassing.

Specifiek voor de For-K geldt een afwijking wat het aantal verlengingen betreft: de totale behandelingsduur in een For-K (in de voorlopige fase en de fase ten gronde samen) is maximaal twaalf maanden. Na de initiële termijn van maximaal zes maanden is er een psychiatrische evaluatie. Als blijkt dat een verlenging noodzakelijk is, kan de maatregel maximaal tweemaal worden verlengd met een termijn van maximaal drie maanden.

Wanneer de maximale termijn van de voorbereidende rechtspleging is verstreken, vervalt de maatregel. Wordt de jongere gedagvaard, zal de jeugdrechtbank zich ten gronde kunnen uitspreken (bepalen of de jongere zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten) en kan hij de gepaste sanctie opleggen (bijvoorbeeld een vervolg van de ambulante reactie maar dan als sanctie).

Specifiek voor plaatsingen in de gemeenschapsinstelling is het mogelijk om ook na het verstrijken van de voorbereidende rechtspleging de maatregel te verlengen. Dit kan, omwille van vereisten van openbare veiligheid, tot op het moment van het vonnis met telkens met een termijn van maximaal één maand.

Herziening

Een jeugdrechter kan ten allen tijde (en dus ook in de voorbereidende fase) subsidiariteit inschakelen en een lopende maatregel wijzigen in een minder ingrijpende maatregel of intrekken.

____________________________________________________________________________

[1] Voor een verblijf in een open opvoedingsafdeling is geen maximumtermijn voorzien in de wet. Meestal wordt dit voor zes maanden opgelegd, maar dit kan dus wel verlengd worden tot aan de leeftijd van 18 jaar. De termijn van een verblijf in een gesloten opvoedingsafdeling wordt geregeld door artikel 52quater van de Jeugdbeschermingswet, nl. ten hoogste drie maanden. Deze maatregel kan slechts éénmaal worden verlengd, en dit pas nadat er een medisch-psychisch verslag over de jongere werd opgesteld De maatregel kan nadien echter ook elke maand worden verlengd bij een gemotiveerde beslissing van de jeugdrechter, wanneer dit gegrond is op "ernstige en uitzonderlijke omstandigheden die betrekking hebben op de vereisten van de openbare veiligheid of eigen zijn aan de persoon van betrokkene.