Diagnostiek

Wat?

Diagnostiek kan nodig zijn om:

  • de situatie van een minderjarige uitgebreid en objectief in kaart te brengen,
  • zorg op maat te kunnen bieden,
  • toegang te krijgen tot een specifiek aanbod.

Dit gebeurt multidisciplinair, met inbreng van verschillende expertises.

Diagnostiek gebeurt soms bij het kind of de jongere thuis (mobiel) maar meestal bij een dienst of voorziening: hij kan hier zelf naartoe gaan (ambulant) maar soms is het nodig en wenselijk om dit te combineren met een verblijf in een voorziening (residentieel).

Het resultaat van diagnostiek kan anders zijn, naargelang de vraag of ondersteuningsnood:

  • in het kader van onderwijsondersteuning;
  • bij gezins- en opvoedingsproblemen;
  • bij geestelijke gezondheidsproblemen;
  • bij een (vermoeden van) handicap.

Diagnostiek moet leiden tot een hulpverlenings- of behandelvoorstel op maat van het kind of de jongere, op basis van zijn probleem of ondersteuningsnood.

Voor wie?

Minderjarigen met onderwijsgerelateerde problemen, met geestelijke gezondheidsproblemen en bij ontwikkelingsstoornissen. Jongeren met een (vermoeden van) handicap.

Hoe?

De meeste diagnostiek kan zelf worden aangevraagd bij de diagnostische centra. Dit is de zogenaamde rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp.

Enkel voor intensieve vormen van diagnostiek, zeker als ze gepaard gaan met verblijf, moet een hulpverlener de vraag stellen aan de intersectorale toegangspoort. Omdat deze diagnostiek ingrijpend en intensief is, gaat die na of de vraag wenselijk en nodig is. Dit is de zogenaamde niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp.

Door wie?

Deze zijn als multidisciplinaire teams (MDT) erkend door Opgroeien.